Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Routeringsverbindingen (topologie)

Routeringsverbindingen zijn verbindingen met het weergavetype "Topologie". Deze verbindingen worden bij het routeren uit de meerlijnige verbindingen gegenereerd, maar u kunt de routeringsverbindingen ook handmatig in het dialoogvenster Apparaten aansluiten definiƫren. Het routeren gebeurt in twee stappen: eerst worden uit de meerlijnige verbindingen routeringsverbindingen gegenereerd (voor zover er meerlijnige verbindingen zijn geselecteerd), vervolgens worden alle in de selectie voorkomende routeringsverbindingen in de topologie gerouteerd. Om een meerlijnige verbinding of een routeringsverbinding te kunnen routeren, moeten er bij de bron en het doel daarvan wel topologie-functies bestaan.

Een routeringsverbinding heeft alle eigenschappen die een meerlijnige verbinding ook heeft, en beschikt bovendien over informatie over zijn routeringstraject. Als een verbinding bij het routeren geen routeringstraject vindt waardoor deze kan lopen, ontstaat er een niet gerouteerde routeringsverbinding. Een dergelijke verbinding verloopt grafisch rechtstreeks (dus ook diagonaal) tussen bron en doel en wordt standaard door een dunne oranje lijn weergegeven.

Routeringsverbindingen worden meegekopieerd wanneer de doelen ervan geselecteerd zijn. Als beide doelen van een routeringsverbinding worden verwijderd, wordt daardoor ook de routeringsverbinding verwijderd.

Routeren van enkellijnige kabels

Routeringsverbindingen kunnen ook uit enkellijnig weergegeven kabels worden gegenereerd. De routeringsverbindingen die op deze manier zijn gegenereerd, worden door de eigenschap Topologie: Enkellijnig gegenereerd (ID 20343) aangeduid. Enkellijnige individuele verbindingen kunnen echter niet worden gerouteerd.

Bij de routering heeft de meerlijnige weergave voorrang. Dit betekent:

Beveiligde routering voor kabels

Wanneer de bij een kabel opgegeven lengte behouden moet blijven, kunt u de kabel met behulp van de eigenschap Beveiligde routering van de routering uitsluiten. Als deze eigenschap bij een willekeurig weergavetype van een kabel is ingeschakeld, wordt de kabel bij het routeren in de topologie niet meegenomen en blijven het opgegeven routeringstraject en de lengte behouden. Als de eigenschap Beveiligde routering bij een willekeurige verbinding van de kabel is ingeschakeld, wordt de complete kabel eveneens niet gerouteerd.

Tip:

De eigenschap Beveiligde routering kan bijvoorbeeld bij voorgeconfectioneerde kabels worden gebruikt. Voor voorgeconfectioneerde kabelartikelen (deze behoren tot de productsubgroep "Voorgeconfectioneerd") wordt in het artikelbeheer via de eigenschap Lengte (voorgeconfectioneerd) de lengte opgegeven. Bij een artikelselectie wordt deze lengte aan de kabel in het project overgedragen. Schakel daar aanvullend de eigenschap Beveiligde routering in om de kabel van het routeren uit te sluiten en zo de lengte te behouden.

Als de kabel reeds eerder in de topologie is gerouteerd of als bij de kabel handmatig een lengte is opgegeven, kan de lengte van de kabel afwijken van de voorgeconfectioneerde lengte van het artikel. Via de controleprocedure 007023 kunt u de afwijkende gegevens van kabel en artikel terugvinden.

Verwerkingen

Op basis van de routeringspadnetwerken en de gerouteerde verbindingen kunnen de volgende verwerkingen worden gerouteerd:

Instellingen voor routeringsverbindingen

Bij het genereren van routeringsverbindingen wordt rekening gehouden met de projectinstellingen die algemeen voor routeringsverbindingen in de layoutruimte en in de topologie zijn gedefinieerd (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Routeringsverbindingen > Algemeen). Deze instellingen hebben betrekking op het kabelafwerkingsproces, het verbindingsfilter voor het genereren van routeringspadnetwerken en de algemene lengtetoeslag voor de routering.

Voor routeringsverbindingen in de topologie gelden daarnaast de volgende bijzonderheden:

Functiedefinities van de verbindingen

Er worden nu verbindingen met de volgende functiedefinities gerouteerd:

Eigenschappen van de routeringsverbindingen

De volgende eigenschappen worden bij het routeren bij de verbinding ingevoerd:

Eigenschap

Betekenis

Verbinding: Lengte

Lengte van de verbinding van de bron tot het doel. De lengte wordt bepaald uit alle doorlopen routeringspaden en routeringspunten, inclusief lengtes op basis van het aansluitbeeld (X-, Y- en Z-positie en aanvullende lengte), aansluitlengtes van bron en doel en een algemene lengtetoeslag. De lengtes worden steeds naar hele mm afgerond.

Verbinding: Aansluitlengte (bron / doel)

Geeft de deellengte van de verbinding aan die nodig is om de bron- of doelcomponent aan te sluiten. De verbinding moet bij het laatste routeringspunt met deze waarde uitsteken.

Topologie: Routeringstraject

Hier worden de doorlopen routeringspaden van de bron tot het doel met ODC weergegeven. De namen worden door een puntkomma gescheiden.

Een lege eigenschap Topologie: Routeringstraject geeft aan dat een verbinding niet is gerouteerd. Als een routering wordt verwijderd, wordt deze eigenschap weer leeg gemaakt.

Topologie: Routeringstraject-standaard

De verbindingseigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard wordt gevuld door het routeringstraject handmatig te wijzigen. Daarna wordt bij het routeren van deze verbindingen geen rekening meer gehouden met de verbindingsfilters.

De routeringstraject-standaard(instelling) van een verbinding heeft prioriteit. Dus wanneer bijvoorbeeld een spanning niet is toegestaan, maar de routeringstraject-standaard(instelling) het routeringspad heeft ingevoerd, wordt het routeringspad gebruikt en gerouteerd zonder dat met eventuele verbindingsfilters rekening wordt gehouden.

Kabelafwerkingsproces bron / doel

De behandeling van de verbindingseinden wordt overeenkomstig de instellingen voor routeringsverbindingen ingevoerd.

Aansluitmaat bron / doel

Bij het routeren wordt de aansluitmaat uit de eigenschappen van de topologie-functie (tabblad Aansluitbeeld) aan deze twee eigenschappen overgedragen.

Bij kabels worden aanvullend de volgende eigenschappen ingevoerd:

Eigenschap

Betekenis

Lengte (voorgeconfectioneerd)

Lengte van de kabel van de bron tot het doel. De lengte wordt uit alle doorlopen routeringspaden en routeringspunten en op basis van de lengtes van de verbindingen bepaald. De lengtes worden steeds naar hele mm afgerond.

Kabel: Aansluitlengte (bron / doel)

Geeft de deellengte van de verbinding aan die nodig is om de bron- of doelcomponent aan te sluiten. De kabel moet bij het laatste routeringspunt met deze waarde uitsteken.

Topologie: Routeringstraject

Hier worden de doorlopen routeringspaden van de bron tot het doel met ODC weergegeven. De namen worden door een puntkomma gescheiden.

Een lege eigenschap Topologie: Routeringstraject geeft aan dat een verbinding niet is gerouteerd. Als een routering wordt verwijderd, wordt deze eigenschap weer leeg gemaakt.

Kabel / Slangpakket: Striplengte (bron / doel)

De striplengte wordt bepaald uit het langste verbindingsstuk vanaf de ingang van het apparaat en de aanvullende lengte van het aansluitbeeld.

Zie ook