Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Overzicht van de algemene EPLAN-opdrachtregelparameters

De volgende algemene opdrachtregelparameters worden door EPLAN verwerkt:

Parameter

Beschrijving

/NoLoadWorkspace

Er wordt geen werkomgeving geladen of teruggezet.

/NoSplash

Er wordt geen welkomsvenster weergegeven als het systeem wordt opgestart.

/Language:<Waarde>

Start EPLAN in de aangegeven dialoogtaal (bijv. met /Language:en_US in het Engels). Daarbij wordt de dialoogtaal die in de instellingen is gedefinieerd niet gewijzigd.

EPLAN kan alleen in de aangegeven taal worden gestart als deze taal bij de installatie is geïnstalleerd en als voor deze taal een licentie beschikbaar is.

/Auto

Sluit EPLAN af, nadat de opdrachtregel is uitgevoerd.

/Quiet

Er worden geen dialogen weergegeven als een opdrachtregel wordt uitgevoerd.

/Frame:<Waarde>

Definieert het hoofdvenster van EPLAN, bijvoorbeeld:

  • /Frame:0 => Het hoofdvenster van EPLAN wordt niet weergegeven.
  • /Frame:1 => Het hoofdvenster van EPLAN wordt in het oorspronkelijke formaat en op de oorspronkelijke positie weergegeven.
  • /Frame:2 => Het hoofdvenster van EPLAN wordt geminimaliseerd.
  • /Frame:3 => Het hoofdvenster van EPLAN wordt gemaximaliseerd.

/Setup:<Waarde>

Alle instellingen worden op de standaardwaarden gezet die bij de installatie zijn ingesteld:

  • /Setup:0 => De gebruikers-, stations- en bedrijfsinstellingen worden teruggezet op de standaardwaarden van de installatie en van de databanken wordt een backup gemaakt.
  • /Setup:USER => De gebruikersinstellingen worden teruggezet op de standaardwaarden van de installatie en van de databanken wordt een backup gemaakt.
  • /Setup:STATION => De stationsinstellingen worden teruggezet op de standaardwaarden van de installatie en van de databanken wordt een backup gemaakt.
  • /Setup:COMPANY => De bedrijfsinstellingen worden teruggezet op de standaardwaarden van de installatie en van de databanken wordt een backup gemaakt.

/PathsScheme

Zet de directory-instellingen op een voorgedefinieerd schema (bijv. /PathsScheme:MijnDirectory's). Als het aangegeven schema niet bestaat, wordt het standaard schema gebruikt.

/Variant

Alleen aangeven als EPLAN via het bestand EPLAN.exe van de programmacomponent "EPLAN Platform" wordt gestart! Geeft de gebruikte, gelicentieerde programmavariant aan (bijv. "Electric P8", "Fluid", "ProPanel" etc.).

/User:<Waarde>

<Waarde> geeft aan welke gebruikersinstellingen bij de start moeten worden gebruikt. Indien het rechtenbeheer wordt toegepast, wordt met deze parameter ook de betreffende gebruikersnaam gedefinieerd.

/Password:<Waarde>

Indien het rechtenbeheer wordt toegepast, wordt met deze parameter het voor "/User" gedefinieerde wachtwoord gedefinieerd.

/Station:<Waarde>

<Waarde> geeft aan welke stationsinstellingen bij de start moeten worden gebruikt.

/Company:<Waarde>

<Waarde> geeft aan welke bedrijfsinstellingen bij de start moeten worden gebruikt.

/SystemConfiguration:<Waarde>

<Waarde> geeft de schemanaam van de systeemconfiguratie aan.

/NoRemoting:<Waarde>

Als <Waarde> = "1", wordt er geen remote-server gestart. Standaardinstelling is "0", d.w.z. dat de remote-server wordt gestart.

/License:<Waarde>

<Waarde> geeft aan welk licentievoorinstellingsbestand *.lis (inclusief padaanduiding en bestandsextensie) moet worden gebruikt.

Zie ook