Verbindingen kunnen via verbindingsdefinitiepunten eigenschappen krijgen.
- Kies de menuopdrachten Invoegen > Verbindingsdefinitiepunt.
- Plaats het verbindingsdefinitiepunt op een autoconnecting-lijn.
- In het dialoogvenster Eigenschappen <...> geeft u op het tabblad Verbindingsdefinitiepunt de verbindingseigenschappen op (indien gewenst kunt u op de andere tabbladen nog meer eigenschappen opgeven).
- Klik op [OK].
De eigenschappen worden toegewezen aan de verbinding die door het verbindingsdefinitiepunt loopt.
Tips:
- U kunt meerdere verbindingsdefinitiepunten tegelijkertijd invoegen door de linkermuistoets ingedrukt te houden en met de cursor over meerdere autoconnecting-lijnen te gaan. Op elke autoconnecting-lijn die wordt gesneden, wordt dan een verbindingsdefinitiepunt geplaatst.
- Met een kabeldefinitielijn kunt u meerdere verbindingsdefinitiepunten tegelijkertijd instellen. Alle verbindingen die worden gekruist, worden voorzien van definitiepunten. Vervolgens kunt u elk definitiepunt afzonderlijk verwijderen.
Zie ook