Bij het maken van een contour wordt het dialoogvenster Contoureigenschappen - <Contournaam> geopend waarin u de belangrijkste eigenschappen van de nieuwe contour definieert. (Dit dialoogvenster kan echter ook achteraf nog voor een geopende contour worden opgeroepen zodat u te allen tijde de eigenschappen kunt bewerken.)
Voorwaarde:
U hebt een project geopend.
- Kies de volgende menuopdrachten: Hulpprogramma's > Stamgegevens > Contour (...) > Nieuw
- In het dialoogvenster Contour maken kiest u het station en de directory waarin de nieuwe contour moet worden opgeslagen.
- Voer in het veld Bestandsnaam een duidelijke naam voor de contour in.
De vervolgkeuzelijst Bestandstype is standaard ingesteld op het contourtype ("Contour-extrusie" of "Contour-NC-recordgenerering") dat u via de betreffende menuopdracht hebt gekozen. Deze eigenschap kan naderhand niet meer worden gewijzigd. - In het veld Pad kiest u de snelmenuopdracht Standaard, wanneer u de standaardinstelling voor station en directory wilt herstellen. (De standaard directory is de programmaspecifieke standaardinstelling <Programmastation>:\<Programmadirectory>\Macro's\<Bedrijfskenmerk> of de onder de menuopdrachten Opties > Instellingen > Gebruiker > Beheer > Directory's voor macro's gemaakte instelling.)
- Klik op [Opslaan].
- In het dialoogvenster Contoureigenschappen - <Contournaam> selecteert u in de vervolgkeuzelijst Categorie welke eigenschappen in de lijst daaronder moeten worden weergegeven.
- Definieer de waarden voor de eigenschappen door een waarde in te voeren of te overschrijven of door een standaard waarde in een vervolgkeuzelijst te selecteren. U kunt ook een speciaal dialoogvenster openen waarin u aanvullende gegevens kunt opnemen.
- Klik op [OK].
De nieuwe contour wordt overeenkomstig uw instellingen opgeslagen (de bestandsextensie is afhankelijk van het contourtype) en in de contoureditor weergegeven.
Het nulpunt van het coördinatensysteem wordt door een rode cirkel aangeduid. U kunt het nulpunt desgewenst verplaatsen.
Indien nodig kunt u de contour tijdens de bewerking laten controleren om snel onjuiste instellingen te ontdekken en deze direct te corrigeren.
Tip:
U kunt bestaande contouren via slepen & neerzetten invoegen door een geselecteerde contour vanuit de Windows Verkenner naar het navigatorvenster Pagina's - <Projectnaam> van uw project te slepen.
Zie ook