Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Coördinaten bij het tekenen invoeren

Tijdens het tekenen van grafische elementen, alsmede bij het invoegen van symbolen kunt u de coördinaten voor start- en eindpunt of voor het invoegpunt invoeren. Daarvoor kunt u de absolute of relatieve coördinateninvoer gebruiken.

U kunt zowel het start- als eindpunt via de coördinateninvoer definiëren, of het startpunt handmatig definiëren en alleen het eindpunt via de coördinateninvoer definiëren. De coördinateninvoer kan bovendien in combinatie met het invoervak worden gebruikt. Houd er echter rekening mee dat het invoervak altijd het grafische coördinatensysteem gebruikt, onafhankelijk van het coördinatensysteem van de betreffende projectpagina.

De invoer is hier in het voorbeeld bij het tekenen van een lijn beschreven. Op dezelfde manier kunnen ook polylijnen, rechthoeken, cirkels etc. worden getekend.

Bij het invoegen van symbolen hoeven alleen de coördinaten voor het invoegpunt worden ingevoegd.

Voorwaarde:

U hebt een pagina, een formulier, een plotkader of een symbool geopend.

Absolute coördinaten invoeren

  1. Kies de menuopdrachten Invoegen > Grafisch > Lijn.
  2. Kies de menuopdrachten Opties > Coördinateninvoer.
  3. In het dialoogvenster Coördinateninvoer wordt de actuele cursorpositie weergegeven. Voer de coördinaten van het startpunt in.
  4. Klik op [OK].

    De cursor wordt op de aangegeven coördinatenwaarde geplaatst.
  5. Kies opnieuw de menuopdrachten Opties > Coördinateninvoer.
  6. Voer in het dialoogvenster Coördinateninvoer de coördinaten van het eindpunt in.
  7. Klik op [OK].

    De lijn wordt tot het aangegeven punt getekend.

Relatieve coördinaten invoeren

  1. Kies de menuopdrachten Invoegen > Grafisch > Lijn.
  2. Leg het startpunt handmatig vast en druk op [Enter]. Of leg het startpunt vast via de absolute coördinateninvoer (Opties > Coördinateninvoer).
  3. Kies de menuopdracht Opties > Relatieve coördinateninvoer.
  4. In het dialoogvenster Relatieve coördinateninvoer legt u de positie van het eindpunt vast. Hiervoor hebt u twee mogelijkheden: u geeft in het veld Afstand op met welke waarde het eindpunt van de coördinaten vanaf het startpunt in X- en Y-richting moeten worden verplaatst. Of u geeft een hoek en de lengte van de lijn aan. (Voor een rechthoek geeft u de lengte van de rechthoekdiagonaal aan.)
  5. Klik op [OK].

    De lijn wordt tot het aangegeven punt getekend.

Opmerking:

Als u op grafische pagina's met de relatieve coördinateninvoer een punt relatief ten opzichte van een ander punt in mm wilt definiëren en het raster is ingeschakeld, worden niet de opgegeven millimeters gebruikt maar een rasterstap die ongeveer daarmee overeenkomt.

Zie ook