Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

P027017: Topologie - Geen aansluitbeeld gedefinieerd

Oorzaak

Bij een topologie-functie is geen aansluitbeeld gedefinieerd.

Er is dus geen lokaal aansluitbeeld beschikbaar noch een aansluitbeeld dat bij het gebruikte artikel is opgeslagen.

Oplossing

  1. Bepaal de locatie van het topologie-functie met de functie Ga naar (tekening) in het snelmenu van het dialoogvenster Meldingenbeheer.
  2. Open het dialoogvenster Eigenschappen <...> van de topologie-functie.
  3. Klik op het tabblad Artikel en controleer eerst of er voor de topologie-functie een artikel is opgeslagen en of hiervoor een aansluitbeeld is ingevoerd. Als dat niet zo is en als bij het routeren het aansluitbeeld dat bij het artikel is gedefinieerd voor de topologie-functie moet worden gebruikt, ga dan te werk zoals hieronder onder "Mogelijkheid 1" is beschreven.
  4. Als er geen artikel bij de topologie-functie is opgeslagen, controleert u op het tabblad Aansluitbeeld of er aansluitcodes in de tabel zijn ingevoerd die ofwel van de functieaansluitingen afkomstig zijn ofwel vrij gedefinieerd zijn maar nog niet aan het lokale aansluitbeeld zijn overgedragen. Als dat niet zo is en als bij het routeren het lokale aansluitbeeld van de topologie-functie moet worden gebruikt, ga dan te werk zoals hieronder onder "Mogelijkheid 2" is beschreven.

Mogelijkheid 1

Bij het routeren moet het aansluitbeeld dat bij het artikel is gedefinieerd voor de topologie-functie worden gebruikt. Daartoe selecteert u in het artikelbeheer een artikel waarbij een aansluitbeeld is opgeslagen. Ga daarbij als volgt te werk:

  1. Sluit indien nodig het eigenschappendialoogvenster van de topologie-functie.
  2. Kies de menuopdrachten Hulpprogramma's > Artikel > Beheer en ga in de boomweergave van het dialoogvenster Artikelbeheer naar het artikel dat u aan de topologie-functie wilt toewijzen.
  3. Klik op het tabblad Technische gegevens en klik naast het veld Aansluitbeeld op [...].
  4. Selecteer in het dialoogvenster Aansluitbeeld selecteren dat wordt geopend, de naam van het gewenste aansluitbeeld en klik op [OK].

    De naam wordt overgedragen aan het veld Aansluitbeeld van het tabblad Technische gegevens.
  5. Sluit het artikelbeheer, sla de gewijzigde gegevens op en actualiseer de artikeldatabank.
  6. Open opnieuw het dialoogvenster Eigenschappen <...> van de topologie-functie.
  7. Klik op het tabblad Artikel en wijs aan de topologie-functie het gewenste artikel met het aansluitbeeld uit het artikelbeheer toe.
  8. Ga naar het tabblad Aansluitbeeld en kies in het snelmenu de menuopdracht Aansluitbeeld actualiseren

    Het aansluitbeeld uit het artikel wordt ingelezen.

    Als de topologie-functie reeds aansluitingen bevat, worden deze in de tabel weergegeven en met het pictogram aangeduid.

    Als de aansluitcodes van de ingelezen, bij het artikel opgeslagen aansluitbeeld afwijken van die in de topologie-functies, worden deze in de tabel met het pictogram aangeduid.
  9. Verwijder in het aansluitbeeld van de topologie-functie alle aansluitingen die niet bij het aansluitbeeld van het artikel horen en klik op [OK].
  10. Draag de aansluitcodes over aan het lokale aansluitbeeld van de topologie-functie door het selectievakje Lokaal aansluitbeeld in te schakelen.

    In de kolom "Status" worden de aansluitcodes met het pictogram aangeduid.
  11. Sluit het eigenschappendialoogvenster met [OK] en start vervolgens een nieuwe controleprocedure.

Opmerking:

Als er geen aansluitbeeld in het artikelbeheer is opgeslagen, moet het naderhand worden gemaakt. Ga daartoe als volgt te werk:

  1. Selecteer in de boomweergave het hiërarchieniveau Aansluitbeeld en kies de snelmenuopdracht Nieuw.
  2. Definieer de gewenste aansluitgegevens op de tabbladen Aansluitbeeld, Aansluitingen en / of Attributen, geef het aansluitbeeld een naam en klik op [Toepassen].
  3. Selecteer het artikel in de artikelboom en wijs hieraan het aansluitbeeld – op de hierboven beschreven wijze – toe.

    De toewijzing geldt dan ook voor de artikelplaatsing in de layoutruimte.

Mogelijkheid 2

Bij het routeren moet het lokale, bij de topologie-functie ingevoerde aansluitbeeld worden gebruikt. Ga daarbij als volgt te werk:

  1. Klik op het tabblad Aansluitbeeld.

    Als de topologie-functie reeds aansluitingen bevat, worden deze in de tabel weergegeven en met het pictogram aangeduid.
  2. Draag de aansluitcodes over aan het lokale aansluitbeeld van de topologie-functie door het selectievakje Lokaal aansluitbeeld in te schakelen.

    In de kolom "Status" worden de aansluitcodes met het pictogram aangeduid.
  3. Sluit het eigenschappendialoogvenster met [OK] en start een nieuwe controleprocedure.

Opmerking:

U kunt ook vrij gedefinieerde aansluitcodes in het aansluitbeeld gebruiken. Ga daartoe als volgt te werk:

  1. Voeg nieuwe rijen aan de tabel toe, zodat het aantal rijen overeenkomt met het aantal aansluitingen.
  2. Voer de gewenste aansluitcodes in.
  3. Verwijder alle niet-benodigde aansluitcodes en draag de gegevens via het selectievakje over aan het lokale aansluitbeeld.