Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Blokbewerking: Principe

De blokbewerking wordt bij alle objecten op dezelfde wijze toegepast. Eerst moet u het object dat moet worden bewerkt selecteren. Dan opent u het dialoogvenster Eigenschappen. Vervolgens kunnen de gemeenschappelijke eigenschappen van de objecten worden gewijzigd of aangepast.

Er bestaan echter enkele objectspecifieke verschillen bij de blokbewerking van projecten, pagina's, schemasymbolen, projectgegevens en artikelen:

Projecten

Projecteigenschappen kunnen alleen in het projectbeheer bloksgewijs worden bewerkt. Daartoe moet u de betreffende projecten in de boomweergave van het projectbeheer selecteren. De eigenschappen van de geselecteerde projecten wordt vervolgens direct op de betreffende tabbladen weergegeven en kunnen na het activeren van de bewerkingsmodus gemeenschappelijk worden gewijzigd.

Pagina's

Pagina-eigenschappen kunnen bloksgewijs alleen voor een bepaald project in de pagina-navigator worden bewerkt. Hiertoe moet u de betreffende pagina's van het project in de boom- of lijstweergave selecteren. Nadat u de snelmenuopdracht Eigenschappen hebt gekozen, worden de eigenschappen van de geselecteerde pagina's in een apart eigenschappendialoogvenster weergegeven en kunnen vervolgens direct in één bewerkingsstap worden gewijzigd.

Opmerking:

In de pagina-navigator is de bloksgewijze bewerking van pagina's van verschillende projecten niet mogelijk!

Schemasymbolen

Schemasymbolen in het schema hebben een aantal verschillende eigenschappen. "Algemene" onderdelen hebben andere eigenschappen dan bijvoorbeeld klemmen of kabels. Klemmen en kabels hebben op hun beurt ook weer eigen typische eigenschappen. Schemasymbolen zijn dus objecten die – afhankelijk van hun eigenschappen – kunnen worden getypeerd. Objecten van hetzelfde type hebben steeds dezelfde eigenschappen.

De blokbewerking van schemasymbolen kan alleen plaatsvinden in de schemapagina die is geopend. Daartoe moet u de schemasymbolen eerst selecteren. Als de selectie verschillende objecttypen bevat, bijvoorbeeld "algemene" onderdelen, klemmen en kabels en u vervolgens de menuopdrachten Bewerken > Eigenschappen kiest, wordt het dialoogvenster Objectselectie geopend. In dit dialoogvenster selecteert u het objecttype waarvan u de eigenschappen gemeenschappelijk wilt wijzigen. Nadat u het object hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Eigenschappen <...> voor het geselecteerde objecttype geopend. Als eigenschappen verschillende waarden hebben, wordt dit in dit dialoogvenster door de veldinvoer <<...>> aangegeven. Deze invoeren of andere concrete invoeren overschrijft u vervolgens met de waarden die u aan alle geselecteerde objecten wilt toewijzen. Als de blokbewerking is afgesloten, hebben alle geselecteerde objecten van hetzelfde type identieke waarden voor de bewerkte eigenschappen.

Functie-onafhankelijke eigenschappen van schemasymbolen

In EPLAN is het ook mogelijk om de eigenschappen van verschillende objecttypen, en dus van verschillende typen schemasymbolen, in één keer te wijzigen. Deze vorm van blokbewerking wordt ook wel functie-onafhankelijke blokbewerking genoemd.

Deze vorm van blokbewerking is echter alleen mogelijk bij eigenschappen waarover alle typen schemasymbolen gemeenschappelijk beschikken. Dit zijn de functie-onafhankelijke eigenschappen. U kunt op deze manier bijvoorbeeld de functietekst, de graveergegevens of de technische waarden bij algemene onderdelen, klemmen en kabels gemeenschappelijk bewerken.

Om schemasymbolen functie-onafhankelijk als een blok te kunnen bewerken, moet – net als bij de normale blokbewerking – eerst een schemabereik met schemasymbolen worden geselecteerd. Na de selectie wordt met Bewerken > Functie-onafhankelijke eigenschappen een dialoogvenster geopend, waarin de functie-onafhankelijke eigenschappen van de geselecteerde schemasymbolen direct gemeenschappelijk kunnen worden bewerkt en gelijk worden gemaakt.

Overige objecten op pagina's

Tot de overige objecten die bloksgewijs op pagina's kunnen worden bewerkt, horen teksten en grafische elementen. In principe verloopt de bloksgewijze bewerking van deze objecten op dezelfde wijze als bij schemasymbolen. U selecteert de gewenste objecten en bewerkt de eigenschappen in een gemeenschappelijk dialoogvenster. Als de geselecteerde objecten van verschillende typen zijn, moet u voorafgaand aan de blokbewerking eerst een objecttype selecteren.

Opmerking:

Ook gegroepeerde grafische elementen kunnen bloksgewijs worden bewerkt.

Projectgegevens

Projectgegevens kunnen in aparte vensters – de navigators – worden weergegeven. Deze vensters tonen de functies en de eigenschappen daarvan in een boom- of in een lijststructuur.

Tot deze vensters behoren de pagina-navigator, de onderdelen-navigator en overige functiespecifieke navigators, zoals de dialoogvensters Klemmenstroken - <Projectnaam> of Kabels - <Projectnaam>. In deze vensters is een bloksgewijze bewerking van functieafhankelijke eigenschappen mogelijk. Hiertoe moet u de betreffende functies in de boom- of lijstweergave van het betreffende venster selecteren.

Als er binnen de selectie verschillende objecttypen voorkomen, bijvoorbeeld algemene onderdelen, klemmen en kabels, wordt ook hier het dialoogvenster Objectselectie geopend. Daarin selecteert u het gewenste objecttype waarvan u de eigenschappen wilt wijzigen. Vervolgens wordt het eigenschappendialoogvenster voor het geselecteerde objecttype geopend.

Opmerkingen:

Artikelgegevens

Ook in het artikelbeheer worden bij het gelijktijdig bewerken van meerdere objecten (artikelen, toebehorenlijsten etc.) rijen die over verschillende waarden beschikken, met de tekenreeks <<…>> aangegeven. Bij een verschillend aantal rijen kunnen alleen die rijen worden bewerkt, die alle geselecteerde objecten gemeenschappelijk hebben. Als aan de geselecteerde objecten een nieuwe rij wordt toegevoegd, wordt deze na het laatste gemeenschappelijke artikel gegenereerd.

Voorbeeld:

Op het tabblad Toebehoren van het artikelbeheer hebben 3 artikelen elk de volgende toebehoren, waarbij de beide kolommen de gebruikersface-elementen Vereist en Artikelnummer / naam hebben:

Artikel 1:

Artikel 2:

Artikel 3:

De blokbewerking van de 3 artikelen ziet er als volgt uit:

Zoals u ziet, kunt u alleen de twee eerste rijen bewerken waarover alle 3 objecten gemeenschappelijk beschikken. Wanneer u nu met de knop (Nieuw) aan alle 3 objecten een volgend artikel wilt toewijzen, wordt dit bij de derde positie ingevoegd, waarbij de inhoud van de actueel geselecteerde rij als voorinstelling wordt overgenomen.

Ook het bloksgewijs verwijderen van alle rijen is mogelijk, zelfs als deze niet bij alle bewerkte objecten beschikbaar zijn.

Zie ook