Hulpprogramma's > Artikel > Beheer. U hebt in de boomstructuur een object geselecteerd dat tot het hiƫrarchieniveau Boorpatroon behoort.
Op dit tabblad definieert u de ruimtelijke indeling en de specifieke gegevens van uitsparingen die tot een boorpatroon behoren.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Als u het boortype "Gebruikergedefinieerde contour" hebt geselecteerd, kunt u hier een code voor de contour opgeven.
X- / Y-posities zijn de coƶrdinaten van het middelpunt van de uitsparing of van het nulpunt van de gebruikergedefinieerde contour ten opzichte van het nulpunt van de component (onder, links).
Eerste dimensie / Tweede dimensie / Derde dimensie:
Voer in deze velden de gewenste dimensies voor bepaalde boortypen in.
Boortype |
Eerste dimensie |
Tweede dimensie |
Derde dimensie |
---|---|---|---|
Boren |
Diameter |
- |
- |
Schroefdraad |
Diameter |
- |
- |
Rechthoekig (subtype recht) |
Hoogte |
Breedte |
- |
Rechthoekig (subtype afgeschuind) |
Hoogte |
Breedte |
Afschuinbreedte |
Rechthoekig (subtype afgerond) |
Hoogte |
Breedte |
Afrondingsradius |
Slobgat |
Hoogte |
Breedte |
- |
Zeshoek |
Kantlengte |
- |
- |
Achthoek |
Kantlengte |
- |
- |
Voer in dit veld de afstand in die alle verdere boringen onderling van elkaar moeten hebben.
Voer in dit veld de minimale afstand van de laatste boring tot de rechter rand van het object in. In dat geval worden er geen boringen geplaatst die dichter bij de rand van het object liggen dan de ingevoerde waarde. Voor draadkokers kunt u hiermee bijvoorbeeld aangeven hoe ver de boring van de rand van de draadkoker verwijderd is, zodat er bij het vastschroeven geen problemen ontstaan.
In dit veld definieert u welke gaten moeten worden geboord. Als u bijvoorbeeld "4" invoert, wordt alleen elk vierde gat geboord.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat de eigenschappen Herhalingsafstand, Eindafstand en Elk n-de gat boren alleen voor componenten met een variabele lengte worden verwerkt. Deze eigenschappen kunnen dus niet worden gebruikt voor componenten waarvan de breedte, hoogte en diepte in de artikeleigenschappen of in een 3D-macro zijn gedefinieerd.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de in het veld Boortype gedefinieerde mechanische bewerking (boring, schroefdraad, rechthoekig etc.) altijd uitgevoerd, ook wanneer het betreffende artikel niet direct op een NC-relevant montageoppervlak werd geplaatst. Dat is het geval wanneer het artikel op een montagerail werd geplaatst. Het systeem zoekt in de structuur altijd automatisch naar het volgende montageoppervlak dat moet worden gemaakt en voert de boorgegevens op dit montageoppervlak uit.
Als het selectievakje is uitgeschakeld (standaardinstelling), wordt de boring alleen dan gemaakt als deze op een NC-relevant montageoppervlak is geplaatst.
Het snelmenu bevat - afhankelijk van het veldtype (datum, integer, meertalig...) - de volgende menuopdrachten:
Zie ook