Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Tabblad Technische gegevens

Op dit tabblad definieert u technische gegevens die onafhankelijk zijn van het gekozen artikeltype en de productgroep (onderdeel, kabel, etc.). Deze gegevens kunnen één keer per artikel worden gedefinieerd.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Technische waarden:

voer hier de betreffende waarden in. Zo kunt u bijvoorbeeld bij de relaisspoelen de spoelspanning en het schakelvermogen in de technische waarden overnemen.

Als voor deze eigenschap op het tabblad Functiesjablonen van het artikelbeheer een waarde is ingevoerd, wordt deze waarde hier weergegeven en ook bij de artikelselectie overgedragen. In dat geval kan dit veld niet worden bewerkt. Als er meerdere functiesjablonen voorkomen, wordt hier de waarde van de eerste "hoofdsjabloon" weergegeven. De hoofdsjabloon is de eerste functiesjabloon op het tabblad Functiesjablonen van het artikelbeheer, waarvan de functiedefinitie op "hoofdfunctie" is ingesteld.

Groepsnummer:

Het groepsnummer dient om onderscheid te maken tussen afzonderlijke artikelgroepen.

Deeltype:

Deeltypen worden gebruikt voor het groeperen van gelijksoortige artikelen; u kunt bijvoorbeeld een groepering maken in vermogen- of hulprelais met verschillende aantallen verbreek- en maakcontacten. Of u kunt warmte- of trillingsgevoelige componenten groeperen. Selecteer artikelen die moeten worden gegroepeerd en voer in het veld maximaal 10 tekens in.

Functiegroep:

Dit veld dient ter informatie en kan bijvoorbeeld worden gebruikt om bij de artikelselectie te filteren. U kunt maximaal 30 tekens invoeren.

Macro:

Symbolen kunnen in velerlei varianten worden gecombineerd tot macro's, waarmee het ontwerpproces van schema's beduidend kan worden versneld. Ook contourtekeningen die in de contoureditor als contouren van het type "Contour-extrusie" zijn gemaakt, kunnen voor het plaatsen worden gebruikt.
Met name voor modules is de toekenning aan een macro erg belangrijk. Als u een module opslaat en er geen macro is toegewezen, wordt u aan de hand van een melding hierop geattendeerd.

Via de snelmenuopdracht Padvariabele invoegen opent u het dialoogvenster Padvariabele selecteren, waaruit u een van de beschikbare padvariabelen kunt overnemen.

Opmerking:

Voor een optimale performance tijdens het werken met het EPLAN-platform, moet u 2D- en 3D-gegevens niet samen in één macrobestand, maar in gescheiden macrobestanden opslaan. Op deze manier hoeven 2D-gebruikers niet onnodig gebruik te maken van de omvangrijke hoeveelheid 3D-gegevens.

Wij raden aan om het macrobestand met de 3D-gegevens en het weergavetype "3D-montageopbouw" in het artikelbeheer op het tabblad Montagegegevens in het veld Grafische macro op te slaan. Het macrobestand met de 2D-gegevens en de andere weergavetypen (meerlijnig, overzicht etc.) dient u net als voorheen op het tabblad Technische gegevens van het artikelbeheer in het veld Macro op te slaan. Via de bestandsextensie kunt u de bestanden van elkaar onderscheiden (bijv. 3D-macro ABC.12345_3D.ema en de 2D-macro ABC.12345_2D.ema).

Bij alle acties in de 3D-omgeving waarbij een artikelmacro wordt gebruikt (bijv. apparaten invoegen), wordt eerst de "grafische artikelmacro" gecontroleerd. Als voor het artikel op het tabblad Montagegegevens een grafische macro is ingevoerd en deze het gewenste weergavetype "3D-montageopbouw" krijgt, wordt deze macro gebruikt. Als dat niet het geval is, wordt de op het tabblad Technische gegevens aangegeven "technische artikelmacro" gebruikt.

Tip:

Wanneer u een artikel met macro die op deze wijze is gedefinieerd of met een contourtekening in de apparaatlijst invoegt, kan dit artikel met slepen & neerzetten ook in het schema worden geplaatst.

Snelmenu:

Het snelmenu bevat - afhankelijk van het veldtype (datum, integer, meertalig...) - de volgende menuopdrachten:

Zie ook