Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Dialoogvenster Instellingen: Nummering / PLT-systemen

In dit dialoogvenster definieert u welke eigenschappen voor PLT-systemen aanvullend identificerend zijn en in welke installatieniveaus identieke PLT-systemen zijn toegestaan.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Groepsveld Aanvullend op "Nummer" identificerende eigenschappen

In dit groepsveld definieert u de eigenschappen aan de hand waarvan PLT-systemen worden geïdentificeerd. De PLT-systeemnummer-component "Nummer" is altijd identificerend. Wanneer u geen andere eigenschappen als identificerend definieert, worden bij het nummeren de nummers van alle PLT-systemen met de gedefinieerde stapgrootte doorgeteld.

Indien aanvullend een ander PLT-systeemnummer-component (technische inrichting, meetobject of bewerkingsfunctie) identificerend moet zijn, schakelt u het betreffende selectievakje in. In dat geval worden de PLT-systemen per groep en per kenletter genummerd. Als bijvoorbeeld alleen de eigenschap "Meetobject " aanvullende identificerend is, worden alle PLT-systemen die voor het meetobject dezelfde kenletter hebben, samen genummerd.

De als identificerend gedefinieerde eigenschappen worden ook bij de controle op vaker voorkomende planningsobjecten meegenomen.

Opmerking:

De nummeringsinstellingen zoals startwaarde, stapgrootte etc. definieert u bij de configuratie van segmentdefinities in het dialoogvenster Segmentdefinities configureren via het groepsveld Nummering van de code.


Identiek gecodeerde PLT-systemen toestaan:

Geef in deze vervolgkeuzelijst aan of PLT-systemen dezelfde code mogen hebben. Codes die vaker voorkomen en die niet overeenkomen met de instellingen, worden als fout geïnterpreteerd en kunnen met de controleprocedure (P028017) worden gevonden.

In verschillende segmenten tot het niveau in de boom:

Dit veld is alleen actief wanneer u in het veld Identiek gecodeerde PLT-systemen toestaan de instelling "Tot niveau in de boom" hebt geselecteerd. Hier definieert u het hiërarchieniveau tot waar in de boomweergave van de pre-planning navigator PLT-systemen met identieke codes zijn toegestaan.

Onder een segment op dit niveau moeten de PLT-systeemcodes uniek zijn. Dat betekent dat alle PLT-systemen die onder een bepaald segment met het hier gedefinieerde hiërarchieniveau liggen, verschillende PLT-systeemcodes moeten hebben. Dat geldt zowel voor de PLT-systemen die direct onder het segment liggen, als voor de PLT-systemen in alle dieper onderliggende hiërarchische niveaus. PLT-systemen die onder verschillende segmenten met het hier gedefinieerde hiërarchieniveau liggen, mogen echter wel dezelfde code hebben.

"Nummer" altijd aan PLT-systeemfuncties overdragen:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, krijgen PLT-systeemfuncties de eigenschap Nummer steeds van het bijbehorende PLT-systeem.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, kunt u voor PLT-systeemfuncties uw eigen nummers invoeren. De nummers van de PLT-systeemfuncties worden in dit geval bij het invoegen van PLT-systeemfuncties overeenkomstig de configuratie van de segmentdefinities genummerd.

Identiek gecodeerde PLT-systeemfuncties toestaan:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, mogen de codes van PLT-systeemfuncties meerdere keren in het project voorkomen.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, moeten de codes van de PLT-systeemfuncties projectoverkoepelend uniek zijn. Vaker voorkomende PLT-systeemfuncties met dezelfde code worden als fout geïnterpreteerd en kunnen met de controleprocedure 028002 worden gevonden.

Voorloopnullen bij het nummeren behouden:

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de voorloopnullen in de codes en structuurcodes van segmenten en in de codes van PLT-systemen bij het nummeren behouden.

Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden voorloopnullen bij het nummeren niet behouden.

Zie ook