PLC-kaarten en -aansluitingen kunnen op verschillende manieren worden gemaakt:
- In de grafische editor (door te tekenen, zoals beschreven is onder "PLC-kaarten en -aansluitingen invoegen")
- In de navigatorvensters PLC - <Projectnaam> of Onderdeel - <Projectnaam> (hier kunt u ook niet-geplaatste aansluitingen maken of deze afboeken).
Op de tabbladen PLC-kast en PLC-structuurgegevens van het eigenschappendialoogvenster bewerkt u de eigenschappen van een PLC-kaart.
Op het tabblad PLC-aansluiting van het eigenschappendialoogvenster bewerkt u de eigenschappen van een PLC-aansluiting. Voor netwerk- / buskabelaansluitingen is daarnaast het tabblad Busgegevens beschikbaar.
Opmerking:
Wanneer u de PLC-configuratiegegevensuitwisseling wilt gebruiken, is een enkellijnige weergave van de busconfiguratie vereist. Een meerlijnige weergave is niet nodig, maar optioneel aanvullend wel mogelijk. Geef in dat geval de busgegevens bij de enkellijnige netwerk- / buskabelaansluitingen op.
PLC-kast of PLC-aansluiting maken
- Kies de volgende menuopdrachten: Projectgegevens > PLC > Navigator
- In het dialoogvenster PLC - <Projectnaam> kiest u de snelmenuopdracht Nieuw.
- Selecteer in het dialoogvenster Functiedefinities een PLC-kast of een PLC-aansluiting en klik op [OK].
- Bewerk in het dialoogvenster Eigenschappen <...> vervolgens de eigenschappen van de PLC-kast of de PLC-aansluiting. U kunt bijvoorbeeld voor de PLC-kast een nieuwe ODC opgeven.
- Klik op [OK].
De nieuwe (niet-geplaatste) PLC-kast of PLC-aansluiting wordt weergegeven in de boomstructuur of in de lijst.
PLC-kast of PLC-aansluiting plaatsen
- Kies de volgende menuopdrachten: Projectgegevens > PLC > Navigator
- Selecteer een PLC-kast of PLC-aansluiting en kies de snelmenuopdracht Plaatsen.
- Druk voordat u gaat plaatsen op [Backspace].
Het dialoogvenster Apparaat / Onderdeel plaatsen wordt geopend. Als er bij het artikel een macro is gedefinieerd, is de optie Artikelmacro vooringesteld. - Selecteer in de vervolgkeuzelijst Weergavetype de invoer "Meerlijnig" en klik op [OK] om de functie op een meerlijnige schemapagina te plaatsen. (Selecteer "Enkellijnig" of "Overzicht" om de functie op een enkellijnige schemapagina of op een overzichtspagina te plaatsen.)
- Om door de weergavetypen van de macro te bladeren, drukt u op de toetsen [Shift] + [Tab]. Met [Tab] alleen kunt u door de macrovarianten bladeren.
Of druk op de toets [N] om door de functies te bladeren en de gewenste functie te selecteren; of druk tijdens het plaatsen van een nevenfunctie op [Spatiebalk] als u het plaatsen van een nevenfunctie wilt onderbreken en opnieuw met het plaatsen van de hoofdfunctie wilt beginnen. - Als u een PLC-kast hebt geselecteerd, tekent u deze als een rechthoek in.
Als u een PLC-aansluiting hebt geselecteerd, plaatst u het symbool in het schema.
Tip:
PLC-structuurgegevens in de tabelbewerking toewijzen
Via de tabelbewerking kunt u de PLC-structuurgegevens voor een bouwgroepen-rack snel en eenvoudig toewijzen. Daartoe plaatst u eerst de PLC-componenten in de enkellijnige weergave of in de overzichtsweergave. Selecteer vervolgens alle componenten van het bouwgroepen-rack en open de tabelbewerking (menuopdrachten: Bewerken > In tabel). Gebruik een schema waarin de eigenschappen Hoofdfunctie, Plaatsing, Bouwgroepen-rack, PLC-kaart gemonteerd op bouwgroepen-rack en Bij positie / steekplaats worden weergegeven.
Dubbelklik op de kolomkoptekst Plaatsing en vervolgens twee keer op de kolomkoptekst Hoofdfunctie. Daardoor verschijnen de componenten (hoofdfuncties) nadat ze geplaatst zijn direct aan het begin van de tabel.
Voer bij het bouwgroepen-rack voor de eigenschap Bouwgroepen-rack de gewenste waarde in. Kopieer deze waarde voor alle bijbehorende PLC-kaarten in de kolom PLC-kaart gemonteerd op bouwgroepen-rack. Ten slotte voert u in de kolom Bij positie / steekplaats de gewenste waarden in.
Het bouwgroepen-rack is nu volledig geconfigureerd. Aan de hand van deze gegevens gaat EPLAN ervan uit dat de componenten door een backplanebus verbonden zijn.
Gegevenstypen instellen
- Selecteer een of meerdere PLC-aansluitingen in de PLC-navigator of in de grafische editor.
- Kies de menuopdrachten Projectgegevens > PLC > Gegevens voltooien > Gegevenstypen instellen.
Voor de geselecteerde PLC-aansluitingen wordt aan de hand van het kenmerk automatisch het gegevenstype ingesteld, voor zover het betreffende veld leeg is. De waarden die aanwezig zijn, worden niet overschreven.
Zie ook