Functies kunnen als volgt in een project worden ingevoegd:
- U werkt volgens de grafisch gerichte benadering. In de grafische editor opent u de symboolselectie en selecteert u een symbool. Bij een symbool is een functiedefinitie aangegeven die tegelijk met het symbool wordt ingevoegd. (Het symbool en de functie worden in een schemasymbool gegroepeerd.)
- U voegt een macro in het project in die de functies (d.w.z. de schemasymbolen) bevat. Aan het schemasymbool is een functiedefinitie toegekend, of er is een speciale logische definitie in opgeslagen.
- U werkt volgens de logisch gerichte engineeringbenadering en u wilt met voorgedefinieerde apparaten werken. U selecteert een apparaat (en zo een artikel); dit apparaat beschikt over gegevens die betrekking hebben op zijn functies. Nu selecteert u een van deze functies. Alle symbolen worden aangeboden die geschikt zijn voor de weergave van deze functie. U selecteert een symbool en plaatst het. Tegelijkertijd wordt het apparaat met al de bijbehorende functies gemaakt. De informatie over de functies is afkomstig van het artikel.
- U selecteert (in de navigator) rechtstreeks een functie(definitie) en voegt deze (geplaatst of niet-geplaatst) in het project in.
Functies via sjablonen invoegen
Functies kunnen heel eenvoudig worden ingevoegd door een symbool op een schemapagina te plaatsen.
Voorwaarde:
U hebt een schemapagina in de grafische editor geopend.
- Invoegen > Symbool
- In het dialoogvenster Symboolselectie selecteert u het gewenste symbool en klikt u op [OK].
- Plaats het symbool in het schema.
Bij een symbool is een functiedefinitie aangegeven; deze wordt met het symbool als functie geplaatst. - In het dialoogvenster Eigenschappen <...> bewerkt u de eigenschappen van de functie.
- Klik op [OK].
De nieuwe en gewijzigde eigenschappen worden bij het schemasymbool opgeslagen en daar weergegeven (indien deze voor de weergave zijn geselecteerd).
Zie ook
Dialoogvenster Functiedefinities