Om 3D-macro's correct op andere 3D-objecten te kunnen plaatsen, moet bekend zijn met welk vlak ze worden geplaatst en in welke richting ze eventueel moeten worden gedraaid. Deze informatie wordt door het definiëren van een inbouwoppervlak in de 3D-macro opgeslagen. De positie van het inbouwoppervlak bepaalt tegelijk ook de inbouwdiepte waarmee het 3D-object op een montageoppervlak wordt geplaatst. Op het inbouwoppervlak worden negen automatische handles gegenereerd die u bij het plaatsen kunt gebruiken. Verder kunt u via de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Handle nog een handle definiëren. Deze handle wordt bij het plaatsen altijd op het gedefinieerde inbouwoppervlak geprojecteerd.
Voorwaarden:
- U hebt een schemaproject of een macroproject geopend.
- De layoutruimte-navigator is geopend en er is een layoutruimte geopend.
- De layoutruimte bevat geïmporteerde 3D-objecten die als macro moeten worden opgeslagen.
Inbouwoppervlak definiëren
- Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Inbouwoppervlak > Definiëren.
- Beweeg de cursor over de vlakken van het 3D-object.
Het vlak onder de cursor wordt met een kleur gemarkeerd. - Als u het gewenste vlak hebt gevonden, klikt u hierop.
Het geselecteerde vlak wordt als inbouwoppervlak gedefinieerd. Er verschijnt een uitspringend transparant vlak waarvan het formaat groter is dan dat van het geselecteerde vlak. Bij de hoekpunten en middelpunten van de lijnen (kanten) worden handles gegenereerd.
Opmerking:
Het vlak dat als inbouwoppervlak moet worden gedefinieerd, moet worden begrensd door punten die geometrisch op een gemeenschappelijk niveau liggen. Afhankelijk van de kwaliteit van de geïmporteerde 3D-gegevens kunnen vlakken ontstaan die niet aan deze voorwaarde voldoen. Op dergelijke vlakken kunnen geen inbouwoppervlakken worden gedefinieerd.
Afgebeeld is een 3D-macro met een inbouwoppervlak onder de sokkelplaat. De handles liggen bij de hoekpunten en bij de middelpunten van de lijnen.
Inbouwoppervlak omdraaien
De functionaliteit Inbouwoppervlak omdraaien draait het inbouwoppervlak 180° in horizontale richting om.
- Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Inbouwoppervlak > Omdraaien.
De inbouwoppervlakken en de 3D-objecten worden 180° gedraaid.
3D-macro met een omgedraaid inbouwoppervlak
Inbouwoppervlak verplaatsen
De functionaliteit Inbouwoppervlak verplaatsen verplaatst de positie van het inbouwoppervlak parallel aan de Z-richting. Hierdoor kan de inbouwdiepte van de 3D-macro worden gewijzigd.
- Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Inbouwoppervlak > Verplaatsen.
- Geef de waarde van de verplaatsing op.
Door het opgeven van een positief getal of een getal zonder voorteken wordt het inbouwoppervlak naar boven verplaatst.
Door het opgeven van een negatief getal voorzien van het voorteken "-" wordt het inbouwoppervlak naar onder verplaatst.
Afgebeeld is een 3D-macro met een 100 mm verplaatst inbouwoppervlak.
Inbouwoppervlak draaien
De functionaliteit Inbouwoppervlak draaien draait het inbouwoppervlak in verticale richting om het middelpunt. Hiermee kan de 3D-macro gedraaid worden geplaatst.
- Kies de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Inbouwoppervlak > Draaien.
- Geef de hoek van de draaiing op.
Door het opgeven van een positief getal zonder voorteken wordt het 3D-object op het inbouwoppervlak tegen de wijzers van de klok in gedraaid.
Door het opgeven van een negatief getal voorzien van het voorteken "-" wordt het 3D-object op het inbouwoppervlak met de wijzers van de klok mee gedraaid.
Afgebeeld is een 3D-macro met een -15° gedraaid inbouwoppervlak. De handles blijven op het basisvlak ongewijzigd.
Zie ook