De belangrijkste verbindingseigenschappen kunnen in het project worden vooringesteld, bijvoorbeeld Dwarsdoorsnede / diameter, Kleur / nummer, Lengte, Type etc. Deze eigenschappen worden dan standaard toegewezen aan alle verbindingen; ze kunnen naderhand bij de verbindingen worden gewijzigd.
De eigenschappen van het project worden vervolgens overgedragen aan de potentiaal, daarna aan de signalen, vervolgens aan de netten en tot slot aan de verbindingen. In elke fase kunt u de gegevens handmatig wijzigen.
De verbindingseigenschappen worden doorgegeven in de volgende volgorde:
- Aansluitingen (aansluittype + potentiaaltype)
- Project
- Layer
- Klemdoelen
- Potentiaal
- Buisleidingdefinitie
- Signaal
- Net
- Generering van bruggen
- Afscherming
- Verbindingsdefinitiepunt.
Opmerkingen:
- Voor aansluitingen geldt de volgende bijzonderheid: als bij de bronaansluiting voor een eigenschap de waarde "Niet gedefinieerd" is ingesteld (in het dialoogvenster Aansluitlogica), wordt de betreffende eigenschap van de doelaansluiting gebruikt.
- Wanneer bij een buisleidingdefinitie in het P&I-schema alleen een buisleidingnaam en geen toestand is ingevoerd, wordt de buisleidingdefinitie in de volgorde van vererving tussen potentiaal en signaal geplaatst. Als bij de buisleidingdefinitie ook een toestand is gedefinieerd, is de volgorde van buisleidingdefinitie en signaal gelijk. Als in dat geval een verbindingseigenschap zowel bij de buisleidingdefinitie als bij het signaal is ingesteld, krijgt de verbinding de waarde van het grafisch eerste definitiepunt.
Als er in het project een eigenschap is ingesteld en er bij het signaal voor deze eigenschap een andere waarde wordt ingesteld, krijgt de verbinding de waarde van het signaal. De wijze waarop dit plaatsvindt, wordt aangegeven in de volgende tabel:
Eigenschappen |
Aansluitingen |
Project |
Layer |
Klemdoelen |
Potentiaal |
Signaal |
Net |
Gen. bruggen |
Afscherm. |
Verbind.def.punt |
Verbinding |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bron |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-X1:1 |
Doel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-M1:U |
ODC |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
-W1 |
-W1 |
Verbindingscode |
|
|
|
|
L1 |
L1.1 |
|
|
|
17 |
17 |
Dwarsdoorsnede / diameter |
|
1,5 |
|
|
|
|
0,75 |
|
|
|
0,75 |
Dwarsdoorsnede / diameter eenheid |
|
mm² |
|
|
|
|
qmm |
|
|
|
qmm |
Dwarsdoorsnede / diameter eenheid van de verbinding |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,75 qmm |
Verbindingskleur / -nummer |
|
zwart |
|
|
|
|
|
|
|
1 |
1 |
Beschrijving |
|
|
|
|
zwart |
|
|
|
|
|
zwart |
Lengte |
|
20 |
|
|
50 |
|
|
|
|
500 |
500 |
Paarindex |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 |
1 |
Afgeschermd door |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SH1 |
SH1 |
Intrinsiek veilig |
Ja |
|
|
|
|
|
|
|
|
Mogelijk |
Ja |
Opmerking |
|
EPLAN |
|
|
|
|
|
|
|
|
EPLAN |
Functiedefinitie |
Draad |
|
|
|
|
|
|
Brug |
|
Niet gedefinieerd |
Brug |
Kabelverbinding |
Ja |
|
|
Nee |
|
|
|
|
|
Ja |
Ja |
Bereik |
Hydraulica |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hydraulica |
Subbereik |
UXY |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
UXY |
Druk- / stuurleiding |
Drukleiding |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Drukleiding |
Bron en doel wisselen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nee |
Nee |
Potentiaalnaam |
|
|
|
|
L1 |
L1.1 |
|
|
|
|
L1.1 |
Potentiaal |
|
|
|
|
|
L1 |
|
|
|
|
L1 |
Potentiaaltype |
L |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
L |
Potentiaalwaarde |
|
|
|
|
230 |
|
|
|
|
|
230 |
Frequentie |
|
|
|
|
50 |
|
|
|
|
|
50 |
Mogelijke tegenpotentialen |
|
|
|
|
N, L2, L3 |
N, L2.1, L3.1 |
|
|
|
|
N, L2.1, L3.1 |
Lijndikte |
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
2 |
Lijnkleur |
|
|
rood |
|
blauw |
|
|
|
|
paars |
paars |
Onzichtbaar |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nee |
Nee |
Lijntype |
|
|
------ |
|
|
|
|
|
|
|
------ |
Patroonlengte |
|
|
1 |
|
2 |
3 |
|
|
|
|
3 |
Layer |
|
Standaard |
|
|
|
|
|
|
|
|
Standaard |
Type |
|
H05V-K |
|
|
|
|
|
|
|
|
H05V-K |
Artikel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12345 |
12345 |
Kabelafwerkingsproces bron |
|
Huls |
|
|
|
|
|
|
|
|
Huls |
Kabelafwerkingsproces doel |
|
Huls |
|
|
|
|
|
|
|
|
Huls |
Dwarsdoorsnede huls Bron |
|
2 |
|
|
2,5 |
1 |
|
|
|
|
1 |
Dwarsdoorsnede huls Doel |
|
2 |
|
|
1 |
|
|
|
|
|
1 |
Striplengte Bron |
|
4 |
|
|
|
|
|
|
|
8 |
8 |
Striplengte Doel |
|
4 |
|
|
|
|
|
|
|
8 |
8 |
Bovendien beschikken verbindingen over de volgende eigenschappen:
Bron en doel
Bij een verbinding hoort altijd informatie over hetgeen waarop de beide uiteinden zijn aangesloten; dit zijn de bron en het doel van de verbinding. De bron en het doel worden bepaald door de positie in het schema. Via het verbindingsdefinitiepunt kunt u de richting van afzonderlijke verbindingen omdraaien (d.w.z. bron en doel verwisselen). Verbindingssymbolen (bijvoorbeeld hoeken, T-stukken) zijn geen doelen. Een uitzondering vormen "ronde knooppunten" bij verzamelrails en afschermingen. Afschermingen worden vaak alleen enkelzijdig geplaatst; in dat geval is de afscherming zelf het doel.
Artikel
Aan elke verbinding kunnen meerdere verbindingsartikelen worden toegewezen. Artikelen kunnen ook aan een bron en een doel (bijvoorbeeld kabelschoenen) worden toegewezen.
ODC
Verbindingen kunnen over een ODC beschikken. Deze ODC is nodig om kabelverbindingen aan een kabel toe te wijzen.
Verbindingscode
De verbindingscode kan handmatig of met behulp van de automatische verbindingsnummering naar de verbinding (verbindingsdefinitiepunt) worden geschreven.
Functiedefinitie
Deze functiedefinitie wordt overgenomen van het aansluittype bij de functieaansluitingen of bij het verbindingsdefinitiepunt ingesteld. Daarbij wordt de instelling bij de functieaansluitingen door het verbindingsdefinitiepunt overschreven. De functiedefinitie bepaalt welke speciale eigenschappen verbindingen krijgen. De verbinding kan bijvoorbeeld een draadverbinding of een brug zijn. Als de verbinding bijvoorbeeld een kabelverbinding van een kabel is, worden de specifieke eigenschappen van kabelverbindingen toegevoegd.
Geeft bij een verbinding aan, hoe deze verbinding in EPLAN wordt beheerd. De eigenschap kan voor het sorteren van de verbindingen in de verbindingen-navigator worden gebruikt. De volgende waarden zijn mogelijk:
- Geplaatst: geplaatste verbinding.
- Niet-geplaatst: niet-geplaatste verbinding.
- Netgebaseerd: verbinding in een net die bij een netdefinitiepunt is gedefinieerd.
- Brug (automatisch): automatisch gegenereerde brug; deze ontstaat wanneer bij klemmen of stekercontacten handmatige vaste bruggen zijn gedefinieerd, of wanneer er tussen deelklemmen bruggen worden gevormd.
- Direct (automatisch): directe verbinding tussen stekerpen en -bus; wordt via symbolen met directe aansluitingen gegenereerd.
- Meerlijnig (automatisch): meerlijnige verbinding die bij een verbindingsdefinitiepunt in de enkellijnige weergave is gedefinieerd.
- Niet-gerouteerd: niet-gerouteerde verbinding.
U hebt toegang tot de verbindingseigenschappen via de navigator voor verbindingen of via het verbindingsdefinitiepunt. U krijgt geen toegang tot de verbindingseigenschappen door de autoconnecting-lijn in de grafische editor te selecteren, aangezien de verbindingen bij het tekenen niet onmiddellijk worden geactualiseerd.
Niet-paginaspecifieke verbindingen worden pas volledig samengevoegd uit de deelverbindingen als u de pagina sluit.
U kunt de verbindingsgegevens in de verbindingen-navigator wijzigen en naar de verbindingsdefinitiepunten terugschrijven.
Meertalige verbindingskleuren
Voor verbindingen, verbindingsdefinitiepunten en potentiaaldefinitiepunten is de eigenschap Verbindingskleur (meertalig) beschikbaar. Hiermee wordt de verbindingskleur als meertalige tekst opgeslagen. De kleurcode wordt overgenomen uit het veld Kleur / nummer van het dialoogvenster Eigenschappen <...> en aan de hand van de toekenningstabel in de projecteigenschappen toegekend aan een kleurnaam. Daarbij wordt er rekening gehouden met hoofdletters en kleine letters. Als u iets in het veld Kleur / nummer wijzigt, wordt de eigenschap automatisch geactualiseerd.
U hebt het dialoogvenster Eigenschappen <...> voor een verbindingsdefinitiepunt geopend en het tabblad Verbindingsdefinitiepunt gekozen. U hebt in het veld Kleur / nummer de waarde BK opgegeven. In het dialoogvenster Instellingen: Verbindingskleuren (Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Verbindingskleuren) is aan de kleurcode BK de instelling Zwart toegekend. In de eigenschap Verbindingskleur (meertalig) wordt dan de waarde Zwart weergegeven.
Als u echter in het veld Kleur / nummer de waarde bk opgeeft, kan EPLAN deze waarde niet toewijzen en wordt de instelling ongewijzigd overgenomen. In de eigenschap Verbindingskleur (meertalig) wordt in dat geval de waarde bk weergegeven.
Zie ook
Tabbladen Hydraulica / Pneumatiek / Koeling / Smering / Proces-engineering