Wanneer u de contour die u wilt bewerken in de contoureditor hebt geopend, kunt u de componenten daarvan bewerken.
U tekent eerst de 2D-geometrie van de nieuwe contour. Hiervoor kunt u gebruik maken van alle grafische elementen en bewerkingsfuncties die voor contouren beschikbaar zijn.
Er gelden de volgende voorwaarden:
- Teken met een schaal van 1:1.
- Gebruik de grafische elementen lijn, polylijn, rechthoek, cirkel en cirkelboog.
- Let erop dat elementen waaruit de contour wordt gevormd, bij alle overgangspunten gesloten zijn.
De verdere werkwijze is afhankelijk van het type contour: bij contouren van het type contour-extrusie wordt de logica in de vorm van zogeheten "contourdefinitiepunten" gedefinieerd. Hiervoor zijn in de contoureditor onder de menuopdrachten Invoegen > Logisch de volgende menuopdrachten beschikbaar waarmee een contourdefinitiepunt wordt geplaatst en genummerd:
- Geleiderails: kan willekeurig vaak worden geplaatst
- Geleiderails met uitlijning: kan willekeurig vaak worden geplaatst
- Montageoppervlakken: kan in paren met de wijzers van de klok mee (buitencontour) / tegen de wijzers van de klok in (binnencontour) op een recht contoursegment worden geplaatst
- Montageoppervlakken NC: kan in paren met de wijzers van de klok mee (buitencontour) / tegen de wijzers van de klok in (binnencontour) op een recht contoursegment worden geplaatst
- Veldgrootte: kan in paren met de wijzers van de klok mee (buitencontour) worden geplaatst.
Voor contouren van het type Contour-NC-recordgenerering is er een speciaal dialoogvenster NC-contourrecord beschikbaar; in dit dialoogvenster definieert u de voor de contourtekening relevante machinespecifieke gegevens. Deze informatie wordt bij de contour opgeslagen.
Zie ook
Contoureditor: Logische elementen