U hebt een project geopend.
- U hebt een symbool in de grafische editor ingevoegd of in een navigator een nieuwe functie gegenereerd.
- U hebt een algemeen onderdeel in de grafische editor of in een navigator geselecteerd. Bewerken > Eigenschappen.
Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad <Functiecategorie>. Klik in het veld Volledige ODC op [...].
In dit dialoogvenster kunt u aan de codeblokken in de onderdeelcode een andere structuurcode toekennen en de voorinstellingen voor de weergave bewerken.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Hier wordt de ODC weergegeven zoals deze volgens de invoeren in de velden van dit dialoogvenster in het schema wordt weergegeven. Zodra u deze invoer bewerkt, worden de invoeren in de overige velden automatisch geactualiseerd.
Hier wordt de volledige ODC weergegeven zoals deze volgens de invoeren in de velden van dit dialoogvenster is gedefinieerd. Dit veld kan niet worden bewerkt.
De lamp H1 bevindt zich in de groep A1 in de inbouwplaats O1. De weergegeven ODC is -H1, de volledige ODC =A1+O1-H1. Als u nu de invoer in het veld Weergegeven ODC wijzigt in +PT1-H1, worden automatisch de invoeren in de velden Inbouwplaats en Volledige ODC aangepast.
In de tabel worden - afhankelijk van de projectstructuur - de structuurcodes van het geplaatste schemasymbool weergegeven; deze kunnen worden bewerkt. EPLAN neemt altijd de door u gedefinieerde onderdelenstructuur over die u in de projecteigenschappen van het project hebt gedefinieerd. Als de onderdelenstructuur met de paginastructuur overeenstemt, ziet u in de velden de structuurcode van de pagina waarop het geplaatste schemasymbool zich bevindt.
- Structuur: hier worden de codeblokken weergegeven die overeenkomen met de onderdeelstructuur. In de kolom daarnaast worden de bijbehorende voortekens weergegeven.
- Waarde / Zichtbaar: zonder de uitgebreide referentiecodering wordt de kolom Waarde weergegeven. Wanneer u de uitgebreide referentiecodering gebruikt, wordt de kolom Zichtbaar weergegeven. in deze kolom kunnen de structuurcodes worden bewerkt. Geef hiertoe in het betreffende veld een structuurcode op, of klik op [...] om in het dialoogvenster <Codeblok> (<Projectnaam>) een reeds in het project gedefinieerde structuurcode te selecteren.
- Volledig: deze kolom wordt weergegeven wanneer u de uitgebreide referentiecodering gebruikt. Hier wordt de structuurcode inclusief alle bovenliggende structuurcodes weergegeven.
Opmerking:
De voor- en scheidingstekens tussen de afzonderlijke structuurcodes kunnen hier niet worden bewerkt. Deze zijn afkomstig van de instellingen in het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren, dat u kunt openen door op het tabblad Structuur van de projecteigenschappen op [Volgende] te klikken.
Afhankelijk van de instellingen voor de projectstructuur worden verschillende bewerkingsvelden voor de ODC weergegeven:
- Groepsvelden voor de ODC: wanneer u zonder de uitgebreide referentiecodering werkt, worden de groepsvelden ODC en Onderliggende ODC weergegeven. In deze velden bewerkt u het codeblok voor het onderdeel.
- Tabel ODC: wanneer u de uitgebreide referentiecodering gebruikt, worden de bewerkingsvelden voor de ODC in een tabel weergegeven. In dat geval wordt elke productcode (d.w.z. elke ODC en elke onderliggende ODC) in een eigen rij weergegeven.
- Tabel ODC voor Fluid-functies: als in de projectinstellingen het selectievakje Fluid: Bereik-kenmerk als kenletter (media key) gebruiken is ingeschakeld, worden voor Fluid-functies de bewerkingsvelden voor de ODC in een tabel weergegeven en worden de codes overeenkomstig de norm DIN ISO 1219-2 als kolomkopteksten gebruikt. Het voorcijfer in de ODC van de Fluid-functies moet dan leeg zijn.
Opmerking:
Om de uitgebreide referentiecodering te gebruiken, moet in de projecteigenschappen op het tabblad Structuur het selectievakje Uitgebreide referentiecode ingeschakeld zijn.
Als u daarnaast hebt gedefinieerd dat de productcode voor de structurering wordt gebruikt (via het betreffende selectievakje op het tabblad Weergave van het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren), wordt de tabel voor de ODC uitgeschakeld en wordt de productcode in de tabel Structuurcode weergegeven.
In de groepsvelden of in de tabel kunt u de volgende gegevens invoeren:
In deze velden kan voor het onderdeel en voor het onderliggende onderdeel een aanvullend voorcijfer worden ingevoerd of gewijzigd.
Voor Fluid-onderdelen met een coderingsstructuur volgens DIN ISO 1219-2 moet dit veld leeg blijven.
In deze velden kan voor het onderdeel en voor het onderliggende onderdeel de kenletter voor de componentcodes (volgens DIN) worden ingevoerd of gewijzigd.
Voor Fluid-onderdelen met een coderingsstructuur volgens DIN ISO 1219-2 heet dit veld Media key. Als media key wordt het bereik-kenmerk gebruikt; dit kunt u hier invoeren of wijzigen.
In deze velden kan voor het onderdeel en voor het onderliggende onderdeel de teller worden ingevoerd of gewijzigd.
Voor Fluid-onderdelen met een coderingsstructuur volgens DIN ISO 1219-2 heet dit veld Schakelingnummer. Hier kunt u het schakelingnummer invoeren of wijzigen.
In deze velden kan voor het onderdeel en het onderliggende onderdeel de subteller worden ingevoerd of gewijzigd, waarbij het scheidingsteken dat de subteller van de rest van de ODC scheidt niet kan worden bewerkt.
Voor Fluid-onderdelen met een coderingsstructuur volgens DIN ISO 1219-2 heet dit veld Componentnummer. Hier kunt u het componentnummer invoeren of wijzigen.
Zie ook