Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Tabblad Busgegevens

Op dit tabblad definieert u voor de geselecteerde busaansluiting de eigenschappen die deze binnen een bussysteem heeft.

In de bewerkingsmodus Eigenschappen (algemeen) bewerkt u de eigenschappen voor alle weergaven van de functie gemeenschappelijk; in dat geval wordt op het tabblad de aanvulling "(OD)" weergegeven.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Configuratieproject:

Geef hier de naam van het configuratieproject voor de huidige geselecteerde busaansluiting op, of selecteer een invoer in de vervolgkeuzelijst.

Het configuratieproject dat hier is geselecteerd, kan verschillen van het configuratieproject dat op het tabblad PLC-kast is aangegeven.

Fysiek net: Naam:

Geef hier de naam op van het fysieke net waarop de busaansluiting is aangesloten. Deze naam moet binnen het configuratieproject uniek zijn. Binnen een fysiek net kan er slechts één bussysteem voorkomen.

Fysiek net: Busadres / positienummer:

Geef hier het busadres van de busaansluiting op. De waarde is afhankelijk van het bussysteem een enkel getal, een IP-adres of een combinatie van letters en cijfers.

Opmerking:

In het groepsveld Eigenschappen van de netwerkinterface kunt u in de eigenschap Fysiek net: Busadres / Positienummer 2 een ander busadres van de busaansluiting invoeren. De eigenschap wordt voor ASI-apparaten bij de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat gebruikt.

Logisch net: Naam:

Geef hier de naam van het logisch net op dat bij de busaansluiting hoort. Deze invoer moet binnen een fysiek net uniek zijn.

Logisch net: Busaansluiting is master:

Schakel dit selectievakje in als de busaansluiting de master van het logische net voorstelt.

Bussysteem:

Selecteer in deze vervolgkeuzelijst om welk bussysteem het gaat, bijvoorbeeld "Profibus", "Ethernet", "ASI" etc.


Groepsveld Eigenschappen van de netwerkinterface

Voor busaansluitingen zijn o.a. de volgende eigenschappen beschikbaar:

Zie ook