U hebt een project geopend.
- Het project bevat minimaal een layoutruimte. De layoutruimte bevat montageplaten (3D). U hebt de layoutruimte-navigator geopend. Selecteer een montageplaat in de navigator. Kies de snelmenuopdracht Eigenschappen. Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad Montageplaat.
- U hebt een montageplaat in het 3D-weergavebereik geselecteerd. Bewerken > Eigenschappen. Kies in het dialoogvenster Eigenschappen <...> het tabblad Montageplaat.
Op dit tabblad definieert u de eigenschappen van de geselecteerde montageplaat.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
De weergegeven ODC wordt in de grafische editor bij het schemasymbool weergegeven. Als u in de projectinstellingen hebt gedefinieerd dat onderdelen bij het invoegen van symbolen automatisch worden genummerd, wordt hier automatisch een ODC voorgesteld. U kunt deze ODC behouden of handmatig overschrijven.
Bovendien kunt u het snelmenu of de knop [...] gebruiken om een ODC te genereren of te selecteren.
In dit veld wordt de volledige ODC (d.w.z. de structuurcode van de actuele omgeving + de weergegeven ODC) van het schemasymbool / de component weergegeven. Met de knop [...] opent u het dialoogvenster Volledige ODC. Daar kunt u de structuurcodes bewerken en bijvoorbeeld een andere inbouwplaats selecteren.
In dit veld wordt de componentdefinitie weergegeven; deze wordt uit de geselecteerde functiedefinitie gelezen en voor de weergave in de layoutruimte-navigator gebruikt.
De functiedefinitie van de montageplaat die hier wordt weergegeven, wordt afhankelijk van de functiedefinitie van de bijbehorende component automatisch toegekend. Klik op [...] om het dialoogvenster Functiedefinities te openen en eventueel een andere functiedefinitie te selecteren.
Zie ook