Voor de weergave van de verbindingsrichting van verbindingssymbolen moeten de volgende bijzonderheden in acht worden genomen:
T-stukken
T-stukken worden gebruikt om automatisch gegenereerde verbindingslijnen te vertakken. Er zijn T-stukken voor vier verschillende richtingen. Voor elke richting zijn er weer vier varianten. Deze varianten bepalen het verloop van de verbindingen.
Elk T-stuk is voorzien van drie aansluitpunten. Het punt zonder code geeft aan waar vandaan de verbinding komt. De punten die met "1" en "2" zijn aangegeven, geven de volgorde van de doelen aan.
In het dialoogvenster T-stuk <richting> wordt het eerste doel door de rechte lijn en het tweede doel door de schuine lijn aangegeven.
|
T-stuk onder |
|
T-stuk boven |
|
T-stuk rechts |
|
T-stuk links |
Bij de instelling T-stuk rechts, de derde variant, betekent dit:
Komt u van boven (1) of van onder (2), dan is het doel rechts.
Komt u van rechts, dan is het eerste doel boven (1) en het tweede doel onder (2 / schuine lijn).
Kruisingen
Kruisingen zijn als het ware twee vast met elkaar verbonden T-stukken. In EPLAN zijn er twee basistypen van kruisingen, met de zoekrichtingen "horizontaal" en "verticaal". Voor de verschillende doelen zijn er voor alle zoekrichtingen twee varianten. Met deze varianten worden de routes voor de doeltracering bij de verwerkingen eenduidig vastgelegd.
Elke kruising heeft drie verbindingsrichtingen. Twee einden die tegenover elkaar liggen, zijn direct verbonden (rechte lijn); deze gaan naar het eerste doel. De andere twee einden (schuine lijn) gaan naar het tweede doel.
Bij de tweede variant verticaal betekent dit:
Van boven is het eerste doel onder en het tweede doel links (schuine lijn).
Van rechts is het doel onder. (In de afbeelding is in beide gevallen de spoel het eerste doel.)
Van onder is het eerste doel boven en het tweede doel rechts (schuine lijn).
Van links is het doel boven. (In de afbeelding is in beide gevallen het maakcontact het eerste doel.)
Bruggen
Bruggen worden gebruikt om een klem met een of meerdere naastgelegen klemmen elektrisch te verbinden (potentiaalverbinding). In de elektrotechniek worden hiervoor metalen bruggen of dwarsverbindingen gebruikt.
Elke brug heeft drie verbindingsrichtingen. Daartoe is elke brug voorzien van vier aansluitpunten. De punten die met "1", "2" en "3" zijn aangegeven, geven de volgorde van de doelen aan. Het vierde punt (zonder code) geeft het gemeenschappelijke verbindingspunt van de brug weer. Het eerste doel is altijd het tegenoverliggende doel. Het tweede doel is altijd een rechte hoek naar links of naar boven. Het derde doel is altijd een rechte hoek naar rechts of naar onder.
Bij de derde variant boven betekent dit:
Van boven is het eerste doel onder, het tweede doel links en het derde doel rechts.
Van links, van rechts en van onder is het doel boven.
Zie ook