Voor de bedieningselementen in de grafische editor van EPLAN gelden de volgende bijzonderheden:
Zichtbare paginabereik
Het zichtbare paginabereik wordt in de grafische editor weergegeven en bij het afdrukken en bij de PDF-uitvoer van de pagina uitgevoerd. Dit wordt bepaald afhankelijk van het feit of aan een pagina een plotkader is toegekend:
- Wanneer een pagina geen plotkader heeft, dan vormen alle elementen op de pagina het zichtbare bereik.
- Wanneer een pagina een plotkader heeft, dan vormen slechts de grafische elementen binnen het plotkader het zichtbare bereik. Elementen buiten het plotkader worden genegeerd. Ook teksten worden in principe genegeerd, omdat deze eventueel over de randen van het plotkader kunnen vallen.
Statusbalk
In de statusbalk van de grafische editor wordt de volgende informatie getoond:
- Cursorpositie (afhankelijk van het coördinatensysteem in X- / Y- of RX- / RY-coördinaten)
- Rastergrootte en weergave (aan / uit)
- Verwerking van de pagina (logisch of grafisch) alsmede, bij de invoer van tekst, de actuele invoertaal
- Paginaschaal
-
Status van de verbindingen: wanneer het # teken wordt weergegeven, bevat het project niet-actuele verbindingen. Wanneer daarnaast het * teken wordt weergegeven, bevat de geopende pagina niet actuele verbindingen.
Het * teken wordt ook weergegeven wanneer voor het opslaan van draadkokers, routeringsbereiken, bedradingsdoorvoeren en handmatige routeringspaden is vastgesteld dat het routeringspadnetwerk van de layoutruimte niet meer actueel is. - Het teken ~ geeft aan dat het routeringspadnetwerk in een layoutruimte in het project niet actueel is. Als het routeringspadnetwerk in een layoutruimte is gewijzigd, wordt het teken ~ net zo lang weergegeven totdat het in het hele project opnieuw is gerouteerd.
Bij het bewerken van routeringspadnetwerken in de topologie, wordt er bij het opslaan van routeringspaden, routeringspunten, topologie-afbreekpunten of topologie-doelen vanuit gegaan dat de routering niet meer actueel is. Deze toestand van niet-actuele routering wordt eveneens door het teken ~ in de statusbalk aangegeven. Het teken wordt net zo lang weergegeven totdat de routering in het hele project opnieuw is uitgevoerd.
- Fout-pictogram : als er nadat het systeemmeldingendialoogvenster voor het laatst is geopend een nieuwe fout optreedt, verschijnt dit pictogram aan de rechter rand van de statusbalk. Als u op het pictogram dubbelklikt, wordt het dialoogvenster met systeemmeldingen geopend. Zodra u de systeemmeldingen hebt bekeken en het dialoogvenster sluit, verdwijnt het pictogram weer.
- "+"-teken: wanneer u de support-protocol-modus "advanced" hebt ingeschakeld (via het protocolleringsprogramma "ELogFileConfigToolu.exe"), wordt door dit teken aangegeven dat EPLAN trager is geworden. Schakel in dat geval de modus "advanced" weer uit.
Wanneer u zich op een schemapagina bevindt, kan de statusbalk er als volgt uitzien:
RX: 42,00 RY: 30,00 |
AAN: 4,00 mm |
Logisch 1:1 |
#* |
De cursor bevindt zich op de positie RX=42,00 en RY=30,00, waarbij de eenheid in rasterstappen wordt aangegeven.
Het raster is ingeschakeld en de rastergrootte bedraagt 4,00 mm.
Het gaat om een logische pagina met een schaal van 1:1.
De verbindingen op de pagina zijn niet actueel.
Cursor
De cursor geeft door zijn vorm de actieve actie aan.
Voor de actie "Verwijderen" heeft de cursor de volgende vorm:
Toetsenbordbediening
De cursor kan met het toetsenbord worden bediend, waarbij rekening wordt gehouden met het raster. De stapgrootte kan in meerdere stappen worden ingesteld.
Knopinfo
Wanneer u de cursor over een object in de grafische editor (2D of 3D) beweegt, dan wordt deze in een andere kleur weergegeven. Blijft de cursor op het object, dan wordt in een knopinfo informatie over dit object weergegeven. Voor een schemasymbool worden bijvoorbeeld de ODC en de functiedefinitie weergegeven.
Zie ook
Dialoogvenster Instellingen: 2D (gebruiker, grafische bewerking)