Oorzaak

Een onderdeel / apparaat beschikt zowel over beveiligde als niet-beveiligde functies.

Oplossing

1. Bepaal met de functie Ga naar de locatie van het onderdeel / apparaat in het project.
2. Roep achtereenvolgens alle functies van het onderdeel / apparaat op en controleer de status van het selectievakje Beveiligde functie.
3. Schakel bij alle functies (hoofd- en nevenfuncties) van het onderdeel het selectievakje Beveiligde functie in of uit.
4. Start vervolgens een nieuwe controleprocedure.