Tijdelijke aanduiding-elementen worden bij de formulierbewerking gebruikt om eigenschappen te selecteren die als tijdelijke aanduiding-teksten in het formulier worden ingevoegd. Welke tijdelijke aanduiding-elementen beschikbaar zijn, hangt af van het formuliertype. Ze geven de mogelijke eigenschappen aan, gegroepeerd op object, die in het formulier worden verwerkt.
Een tijdelijke aanduiding-tekst bestaat uit het tijdelijke aanduiding-element en de eigenschap. Van welk object de eigenschap wordt bepaald, hangt af van het gekozen tijdelijke aanduiding-element. Deze indeling wordt ook aangegeven in het dialoogvenster Tijdelijke aanduiding-tekst - <Formuliertype>: in dit dialoogvenster worden links de tijdelijke aanduiding-elementen weergegeven en rechts de eigenschappen die voor de geselecteerde tijdelijke aanduiding-elementen beschikbaar zijn.
In het overzicht van de EPLAN-tijdelijke aanduiding-elementen wordt de volgende informatie weergegeven:
Invoer |
Betekenis |
---|---|
Bestandsextensie van het formuliertype. |
|
Formuliertype |
De naam van eigenschap die in de gebruikersinterface wordt weergegeven. |
Elementen |
De naam van het tijdelijke aanduiding-element die in de gebruikersinterface wordt weergegeven. |
Beschrijving |
Verklarende tekst die beschrijft welke typen eigenschappen voor het betreffende tijdelijke aanduiding-element beschikbaar zijn. |
Geïndexeerd |
Geeft aan of er voor het tijdelijke aanduiding-element een index mogelijk is. In het selectiedialoogvenster wordt dan naast het tijdelijke aanduiding-element een plus-teken weergegeven. Als u op dit plus-teken klikt, wordt in de boomstructuur de lijst met mogelijke geïndexeerde tijdelijke aanduiding-elementen uitgevouwen en kunt u het gewenste element selecteren. De index kan bijvoorbeeld worden gebruikt om uit meerdere mogelijke doelen een bepaald doel te selecteren. Als u echter het bovenliggende tijdelijke aanduiding-element (zonder indexwaarde) selecteert, worden de eigenschappen van alle doelen uitgevoerd (indien mogelijk). In de onderdelenlijst is het tijdelijke aanduiding-element "Artikelgegevens" geïndexeerd. Met de invoer "Artikelgegevens [3]" bereikt u de eigenschappen van het derde artikel dat bij het onderdeel is ingevoerd. Selecteer als voorbeeld de eigenschap "Artikelnummer". In het formulier wordt dan het artikelnummer uitgevoerd van het derde artikel dat bij het onderdeel is ingevoerd. Als u het bovenliggende tijdelijke aanduiding-element "Artikelgegevens" zonder index selecteert en vervolgens de eigenschap "Artikelnummer", worden de artikelnummers uitgevoerd van alle artikelen die bij het onderdeel zijn ingevoerd. |
Kopgegevens |
Geeft aan of het tijdelijke aanduiding-element in de kopgegevens van een formulier wordt gebruikt. Bij een klemmenaansluitlijst zijn bijvoorbeeld de gegevens van de klemmenstrook de kopgegevens. |
Zie ook