Om snel een overzicht te krijgen van de omvang van een buisleiding in het P&I-schema, kan een buisleiding tijdelijk met een kleur worden gemarkeerd. Door het toevoegen / verwijderen van autoconnecting-lijnen kan het buisleidingverloop worden bewerkt.
De geselecteerde buisleiding krijgt daarbij de kleur die u in de gebruikersinstellingen voor de potentiaaltracering hebt gedefinieerd. Autoconnecting-lijnen, die u aan een buisleiding kunt toevoegen, worden in de voor externe symbolen ingestelde kleur ingekleurd.
Voorwaarden:
- U hebt een project geopend dat pre-planning gegevens bevat.
- U hebt een pagina van het type "PI-schema" geopend.
- U hebt in het P&I-schema door middel van een buisleidingdefinitiepunt een buisleiding gedefinieerd.
- Kies de volgende menuopdrachten: Projectgegevens > Verbindingen > Buisleidingverloop
- Selecteer een buisleidingdefinitiepunt.
De autoconnecting-lijnen die bij een buisleiding horen worden ingekleurd. Autoconnecting-lijnen, die u aan een buisleiding kunt toevoegen, worden met een andere kleur gemarkeerd.
Op de autoconnecting-lijn van de buisleiding wordt de stromingsrichting met behulp van pijlpunten aangegeven.
Pictogrammen bij de cursor geven aan wanneer een autoconnecting-lijn met een muisklik aan een buisleiding kan worden toegevoegd of hiervan kan worden verwijderd: - Klik op een autoconnecting-lijn om deze verbinding - afhankelijk van de weergegeven cursor - aan de buisleiding toe te voegen of van de buisleiding te verwijderen.
De aansluitlogica van de bijbehorende aansluiting wordt automatisch aangepast. - Wanneer u het buisleidingverloop handmatig wilt uitbreiden over de schemasymbolen waarbij in de aansluitlogica standaard geen passende potentiaaloverdracht is ingesteld, drukt u op [Shift] en houdt u deze toets ingedrukt.
Bij de betreffende schemasymbolen die de buisleiding begrenzen, worden andere autoconnecting-lijnen met een kleur gemarkeerd. - Selecteer de gewenste autoconnecting-lijnen. Door het toevoegen van nog meer autoconnecting-lijnen kunt u het buisleidingverloop steeds verder over alle bereikbare aansluitingen op de P&I-schemapagina uitbreiden.
Daarbij wordt de aansluitlogica van de bijbehorende aansluitingen automatisch aangepast. - Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie afsluiten / Buisleidingverloop afsluiten of met de [Spatiebalk].
Cursor |
Betekenis |
---|---|
|
Buisleidingverloop is geactiveerd |
|
De volgende drie pictogrammen worden weergegeven wanneer de cursor zich precies boven een autoconnecting-lijn bevindt: |
|
Autoconnecting-lijn aan een buisleiding toevoegen |
|
Toevoegen / verwijderen van een autoconnecting-lijn is niet toegestaan |
|
Autoconnecting-lijn van een buisleiding verwijderen |
Tips:
- Het is ook mogelijk om eerst een buisleidingdefinitiepunt (of een object dat aan de buisleidingdefinitie is toegekend) is de grafische editor of in een navigator (pre-planning, buisleidingen-navigator etc.) te selecteren en vervolgens de menuopdrachten Projectgegevens > Verbindingen > Buisleidingverloop te kiezen. Het buisleidingverloop wordt gemarkeerd en de betreffende pagina wordt geopend.
- Indien de buisleiding in de pre-planning niet volledig is gedefinieerd (bron- en doelsegmenten zijn vastgelegd), kunt u de stromingsrichting van de buisleiding in het P&I-schema nog wijzigen. Activeer daartoe bij het buisleidingdefinitiepunt de eigenschap Buisleiding: Bron en doel wisselen.
Zie ook
Buisleidingen in het P&I-schema definiƫren
Dialoogvenster Instellingen: 2D (gebruiker, grafische bewerking)