Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Gegevensuitwisseling van PLC-configuratiebestanden

U kunt de configuratiegegevens van de PLC-besturingen van bussystemen uitwisselen met verschillende PLC-configuratieprogramma's. De uitwisseling van PLC-configuratiegegevens is gebaseerd op een uitwisselingsbestand dat door een bewerkingsprogramma wordt geschreven en door een ander bewerkingsprogramma wordt gelezen. Dit bestand kan eenvoudig tussen de EPLAN-engineer en de PLC-programmeur worden uitgewisseld.

PLC-configuratieprogramma's en EPLAN kijken op verschillende manieren naar configuratiegegevens. Terwijl in EPLAN de elektrotechnische hardwaredetails worden weergegeven, focussen PLC-configuratieprogramma's zich voor de PLC-programmering op het logische beeld. Zo zijn er in EPLAN PLC-aansluitingen die bestemd zijn voor de voedingsspanning. Deze aansluitingen zijn in het PLC-configuratieprogramma niet nodig. Omgekeerd bevatten PLC-configuratieprogramma's interface-informatie, bijvoorbeeld routerinformatie, die in EPLAN niet nodig is. Gegevens die een bewerkingsprogramma in het uitwisselingsbestand niet aantreft omdat deze in het andere bewerkingsprogramma niet worden gebruikt, worden bij de import aangevuld.

De Ethernet-gebaseerde bussystemen worden door EPLAN bij de export / import gelijkwaardig behandeld, omdat ze dezelfde hardware-topologie bezitten.

Interface-omvang

In principe worden de volgende configuratiegegevens uitgewisseld:

Door de verschillende manieren waarop programma's naar gegevens kijken en vanwege de actuele ontwikkelingen in de hard- en softwaresector kan de gegevensuitwisseling niet altijd aan alle eisen voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de passieve componenten in de busverbinding en voor de gebruikte veldbussystemen.

Apparaatidentificatie

De identificatie van apparaten in EPLAN alsmede in het PLC-configuratieprogramma vindt plaats aan de hand van de PLC-typecode of door het opgeven van een apparaatbeschrijvingsbestand. Aan de hand van deze eigenschappen vindt ook de artikeltoekenning bij de import van PLC-configuratiebestanden plaats.

Elke PLC-kaart kan slechts één apparaatidentificatie hebben. Een combinatie van meerdere artikelen door het opgeven van meerdere PLC-typecodes, apparaatbeschrijvingsbestanden of indexen wordt niet ondersteund.

PLC-typecode

De PLC-typecode komt vaak overeen met het bestelnummer in de hardwarecatalogus van het betreffende PLC-configuratieprogramma; hierbij moet u letten op het gebruik van identieke hoofdletters / kleine letters alsmede op de positie van spaties. Bij bepaalde importformaten kunnen meerdere artikelen met dezelfde PLC-typecode door de eigenschap Objectbeschrijving van elkaar worden onderscheiden.

Apparaatbeschrijvingsbestand

Het opgeven van een apparaatbeschrijvingsbestand kan o.a. nodig zijn wanneer u apparaten van verschillende fabrikanten in een bussysteem gebruikt, bijvoorbeeld een Beckhoff-apparaat dat met een Siemens-besturing wordt gekoppeld.
Een apparaatbeschrijvingsbestand bevat apparaatinformatie die niet in de standaard hardwarecatalogus van een fabrikant is opgenomen. U ontvangt apparaatbeschrijvingsbestanden (bijv. GSD-bestanden) van de fabrikanten van de toegepaste componenten en deze bestanden moeten in de standaard hardwarecatalogus van het PLC-configuratieprogramma worden geïntegreerd.

Het opgeven van een apparaatbeschrijvingsbestand vindt bij een PLC-kaart in de eigenschap Apparaatbeschrijving: Bestandsnaam plaats. De bestandsnaam met bestandsextensie, maar zonder bestandspad wordt ingevoerd. Naast de eigenschap Apparaatbeschrijving: Bestandsnaam moet ook de eigenschap Objectbeschrijving of - bij de gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat - Apparaatbeschrijving: Index in bestand worden aangegeven. Aan de hand van deze eigenschappen wordt een apparaat in het bestand bij de import van PLC-configuratiebestanden geselecteerd.

In de eigenschap Apparaatbeschrijving: Bestandsnaam kunnen niet alleen GSD-bestandsnamen maar ook andere invoeren worden opgeslagen, bijvoorbeeld apparaatcodes van CC-Link-modulen. Hiertoe voert u voor de eigenlijke apparaatcode een prefix gevolgd door een dubbele punt in, bijvoorbeeld CSP+:AJ65VBTCE2-8T. Deze invoer wordt dan ongewijzigd geëxporteerd. Voor de import moet deze waarde ook in het artikelbeheer voorkomen, anders kan het apparaat bij de import niet worden gevonden.

Als de invoer geen prefix bevat (dus geen dubbele punt) of de prefix "GSD:", bijvoorbeeld GSD:SIEM8139.GSD, dan wordt de invoer als apparaatbeschrijvingsbestand geïnterpreteerd. In dat geval wordt de bestandsnaam samen met de index (indien aanwezig) geëxporteerd.

Opmerking:

Als een apparaatbeschrijvingsbestand is aangegeven, wordt bij de PLC-gegevensuitwisseling de eigenschap PLC-typecode niet geëxporteerd.
Bij de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML-formaat wordt de eigenschap Apparaatbeschrijving: Bestandsnaam echter alleen geëxporteerd wanneer er geen PLC-typecode is aangegeven.

Aanbevelingen voor de engineering

Begin de bouwgroepen-rackopbouw op een enkellijnige schemapagina. Gebruik enkellijnige PLC-kasten als hoofdfuncties.

Verbind de enkellijnige busaansluitingen van de bouwgroepen via autoconnecting met elkaar.

Plaats de I/O-aansluitingen met bijbehorende sensoren / actoren op meerlijnige schemapagina's. Gebruik deze per-bit-weergave (d.w.z. één macro per kanaal) met functionele groepering van de onderdelen. Geef per pagina een I/O-aansluiting met bijbehorende sensor / actor en eventueel hoofdstroomkring weer.

Zie ook