Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Opbouw van PLC

U kunt in een EPLAN-project meerdere bussystemen en PLC-besturingen beheren. Daarbij kunnen er op een PLC meerdere bussystemen zijn aangesloten. Daarnaast kan een bussysteem meerdere PLC-besturingen bevatten. Om een onderscheid te kunnen maken tussen meerdere PLC-besturingen binnen een project, worden de adressen toegewezen aan een processor, d.w.z. aan een CPU.

Configuratieprojecten

Via de zogeheten configuratieprojecten kunnen gedeelten van PLC-apparaten binnen een EPLAN-project worden gedefinieerd. Alle PLC-kasten, busaansluitingen en I-/O-aansluitingen waaraan hetzelfde configuratieproject is toegewezen, horen bij elkaar en geven een busconfiguratie weer. Daarbij worden de I-/O-aansluitingen automatisch via de bijbehorende PLC-kast aan een configuratieproject toegekend. De gegevens van de apparaatgedeelten die op deze manier zijn gedefinieerd, kunnen met PLC-configuratiebestanden van verschillende PLC-fabrikanten worden uitgewisseld. Met behulp van de eigenschap Configuratieproject kunnen bijvoorbeeld een complete PLC-besturing, verschillende netwerken gemeenschappelijk of delen van een netwerk worden geëxporteerd en geïmporteerd.

Een configuratieproject kan meerdere stations en busaansluitingen bevatten. Stations zijn gedeelten van PLC-apparaten binnen een configuratieproject en kunnen meerdere bouwgroepen-racks met PLC-apparaten alsmede meerdere CPU's bevatten. De bouwgroepen-racks en CPU's worden in het project door PLC-kasten weergegeven.

Voor een succesvolle gegevensuitwisseling moet zich binnen een configuratieproject minimaal één CPU op een hoofdbouwgroepen-rack bevinden. Een CPU wordt door de CPU-naam in de vorm [Configuratieproject].[Stationsnaam].[CPU-kenmerk] eenduidig geïdentificeerd.

Busconfiguraties

Busconfiguraties, d.w.z. de bussystemen en busaansluitingen, moeten enkellijnig worden getekend, zodat de busstructuren bij de PLC-configuratiegegevensuitwisseling worden meegenomen. Bij de export van PLC-configuratiebestanden worden de busstructuren uit de met elkaar verbonden enkellijnige busaansluitingen bepaald. Met "busaansluitingen" worden PLC-aansluitingen met de functiedefinitie "Netwerk- / buskabelaansluiting" bedoeld. Behalve PLC-functies kunnen nu ook algemene functies (bijvoorbeeld omvormers, motoren, kleppen etc.) onderdeel van een bussysteem of netwerk zijn.

Een aanvullende meerlijnige weergave of overzichtsweergave is mogelijk. Wij raden aan om de busgegevens bij de enkellijnige busaansluitingen in te voeren.

Bij de import van PLC-configuratiebestanden worden de afzonderlijke busaansluitingen aan de hand van de combinatie van businterfacenaam en stekercode geïdentificeerd. De aansluitcode is niet identificerend en kan worden weggelaten.

Busgeschikte apparaten

Busgeschikte apparaten zijn omvormers, motoren, ventieleilanden etc. die naast de eigenlijke functie ook een of meerdere busaansluitingen, maar geen I/O-aansluitingen hebben. Dergelijke apparaten kunnen via de gemeenschappelijke ODC worden gedefinieerd of als apparaatkasten worden ontworpen. De op deze manier opgebouwde busgeschikte apparaten worden bij de export en import van PLC-configuratiebestanden meegenomen.

PLC-apparaten moeten altijd als PLC-kast worden ontworpen. Dit zijn:

Tip:

Wanneer u bepaalde eigenschappen (bijvoorbeeld het busadres) van de enkellijnige busaansluiting bij de bijbehorende PLC-kast of het apparaat wilt weergeven, kunt u daarvoor de blokeigenschappen gebruiken. Bij de bewerking van de formaateigenschap die bij een blokeigenschap hoort, is in het dialoogvenster Formaat het formaatelement Netwerk- / buskabelaansluiting (enkellijnig) van het apparaat met de indexwaarden 1 tot 5 beschikbaar. Dit formaatelement maakt het mogelijk om bij PLC-apparaten en apparaten die geschikt zijn voor busaansluitingen, de vijf eerste enkellijnige busaansluitingen van het apparaat te benaderen en deze bij de PLC-kast / bij het apparaat weer te geven.

PLC-kaarten

Een bussysteem of een PLC bevat meestal meerdere PLC-kaarten, bijvoorbeeld digitale in- of uitgangskaarten. Deze worden in het schema met behulp van PLC-kasten weergegeven; een kaart kan ook verdeeld met meerdere kasten worden weergegeven. In dat geval moeten de gegevens van de PLC-kaart worden ingevoerd bij de PLC-kast die als hoofdfunctie is aangegeven. Bij de overige kasten kunt u eveneens gegevens opgeven, maar deze blijven bij de verwerkingen buiten beschouwing.

Kaartvoeding

PLC-kaarten van een PLC of van een bussysteem ontvangen hun bedrijfsspanning eveneens via aparte voedingsaansluitingen (kaartvoeding). Kaartvoedings- of kanaalvoedingsaansluitingen zijn gewoonlijk gescheiden uitgevoerd. In EPLAN kunnen meerdere kaartvoedingsaansluitingen dezelfde aansluitbeschrijving hebben.

Bouwgroepen-racks en kopstations

PLC-kaarten worden gewoonlijk op een bouwgroepen-rack gemonteerd of op een kopstation aangesloten. Een dergelijk bouwgroepen-rack wordt in EPLAN als PLC-kast ontworpen. EPLAN gaat ervan uit dat apparaten op hetzelfde bouwgroepen-rack door een "backplanebus" verbonden zijn. Deze wordt niet apart ontworpen.

Een kopstation is de eerste PLC-kaart van een station (ook "veldbusstation") en bevat de busaansluitingen. Een kopstation is altijd tegelijkertijd ook een bouwgroepen-rack. Andere PLC-kaarten kunnen zowel naast het kopstation worden aangesloten als op het kopstation worden gemonteerd of hierin zijn geïntegreerd.

Zie ook