U hebt een project geopend. Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > PLC. In het dialoogvenster Instellingen: PLC klikt u naast het veld PLC-specifieke instellingen op [...]. In het dialoogvenster Instellingen: PLC-specifiek kiest u het tabblad Adresformaten.
Op dit tabblad definieert u het formaat van de PLC-adressen. Voor digitale en analoge in- en uitgangen zijn gescheiden adresformaten mogelijk.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
In de afzonderlijke velden kunt u gescheiden adresformaten voor digitale en analoge in- en uitgangen definiƫren. Met [...] opent u het dialoogvenster Formaat van het PLC-adres waarin u het formaat definieert.
Gescheiden adressenbereik voor in- en uitgangen:
Dit selectievakje kan alleen worden ingeschakeld wanneer de adresformaten van de in- en uitgangen gelijk zijn. De formaten voor digitale en analoge PLC-aansluitingen kunnen echter verschillend zijn.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden aparte adresbereiken voor PLC-in- en uitgangen gebruikt. Elke PLC-aansluiting moet een unieke code hebben. Als bijvoorbeeld het adres "A001.0" bestaat, kan het adres "E001.0" niet meer worden toegekend.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt een gemeenschappelijk adresbereik voor PLC-in- en uitgangen gebruikt. In dat geval worden de adressen aanvullend door hun prefix onderscheiden. Er kunnen dan binnen een PLC adressen met hetzelfde bit- en byteadres voorkomen, bijvoorbeeld "A001.0" en "E001.0" .
Tip:
Als het selectievakje is uitgeschakeld, kunt u voor PLC-kaarten die zowel ingangen als uitgangen hebben met de eigenschap Adresbereik 2 een apart adresbereik voor de uitgangen definiƫren. De eigenschap wordt op het tabblad "PLC-kast" van het eigenschappendialoogvenster ingevoerd.
Zie ook
Dialoogvenster Instellingen: PLC-specifiek
Tabblad Adressen (PLC-adresformaten)
Tabblad Formaat van de I/O-lijst
Tabblad Formaat van het symbolisch adres