Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Macro's invoegen

Macro's kunnen op projectpagina's als venster- of symboolmacro worden ingevoegd. Bij het invoegen van paginamacro's ontstaan nieuwe projectpagina's.

De macro's worden bij het invoegen doorgaans ontbonden. Het is echter mogelijk via de tijdelijke aanduiding-objecten records te wijzigen.

Venstermacro's en symboolmacro's invoegen

Voorwaarden:

  • U hebt een projectpagina in de grafische editor geopend.
  • U hebt met de opdrachten Bestand > Instellingen > Gebruiker > Grafische bewerking > Macro's in het groepsvak Selectiedialoogvenster voor waardensets van tijdelijke aanduiding-objecten openen het selectievakje Bij het invoegen van venstermacro's ingeschakeld.
  1. Kies de volgende opdrachten: Invoegcentrum > breadcrumb-balk Start > Venster- / symboolmacro's.
  2. Navigeer via de mapstructuur naar de gewenste venster- / symboolmacro.
  3. Wanneer de geselecteerde macro over varianten beschikt, klikt u rechtsboven in de voorbeeldtegel van de macro op het pictogram voor het aantal varianten.

    In het voorbeeld worden alle macrovarianten als tegels weergegeven.
  4. Klik op de tegel van de benodigde macrovariant.

    De macro hangt aan de cursor en kan willekeurig worden geplaatst (enkele klik).

    Zijn er waardensets aanwezig, dan selecteert u in het vervolgdialoogvenster Waardenset selecteren - <Tijdelijke aanduiding-naam> een geschikte waardenset voor het tijdelijke aanduiding-object. De ingevoegde schemasymbolen bevatten de betreffende gegevens uit de waardenset.

    Zijn in de macro ODC's aanwezig en hebt u met de opdrachten Bestand > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Nummering (online) in groepsvak Bij het invoegen van macro's en kopieën de optie Met vraag ingeschakeld, dan opent EPLAN het dialoogvenster Invoegmodus. Definieer hier hoe de ODC's in de ingevoegde macro moeten worden genummerd.
  5. De macro hangt nog steeds aan de cursor. Voeg de macro desgewenst nog een keer in.
  6. Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].

Opmerkingen:

  • Bij het plaatsen van de macro met de muis kunt u bovendien de volgende toetsen gebruiken:
    [Y] + muis bewegen: de macro kan op zijn oorspronkelijke positie (d.w.z. de positie waarop de macro zich bevond toen deze werd gemaakt) alleen horizontaal worden verplaatst.
    [X] + muis bewegen: de macro kan op zijn oorspronkelijke positie (d.w.z. de positie waarop de macro zich bevond toen deze werd gemaakt) alleen verticaal worden verplaatst.
    [Y] + [X]: de macro wordt op zijn oorspronkelijke positie (d.w.z. de positie waarop de macro zich bevond toen deze werd gemaakt) vastgezet en kan niet worden verplaatst.
  • Zijn in een macro varianten aanwezig, dan kunt u bij het plaatsen van de macro met de muis tussen de diverse varianten kiezen. Druk daartoe op [Ctrl] en beweeg de cursor in een cirkel. Daarbij worden de diverse macrovarianten weergegeven.
  • In het dialoogvenster Invoegcentrum is bij het opnieuw invoegen van macro's steeds de laatst geselecteerde macro voorgeselecteerd.
  • Moet bij het invoegen van venster- of symboolmacro's het macrovak mee worden ingevoegd, dan moet u daartoe de projectinstelling Macrovakken ook invoegen activeren. U kunt ook bij het voorbereiden van de macro's in het macroproject voor elke macro afzonderlijk definiëren of het macrovak al dan niet moet worden ingevoegd. De instelling bij het macrovak via de vervolgkeuzelijst Macrovak ook invoegen heeft voorrang op de projectinstelling.

Paginamacro's invoegen

  1. Kies de volgende opdrachten: Tabblad Start > opdrachtengroep Pagina > knop Paginamacro > Invoegen, of gebruik in de pagina-navigator de snelmenuopdracht Symboolmacro invoegen.
  2. Selecteer in het selectiedialoogvenster de gewenste macro ('s). (Voor paginamacro's is een meervoudige selectie mogelijk!) Daarbij kunt u in het veld Bestandstype niet alleen paginamacro's (*.emp), maar ook venstermacro's (*.ema) of symboolmacro's (*.ems) als selectiecriterium instellen.
  3. Klik op [Openen].
  4. Definieer in het dialoogvenster Structuur aanpassen de rangschikking van de nieuwe pagina's in de paginastructuur van uw project.

    Afhankelijk van het aantal in te voegen paginamacro's wordt dit dialoogvenster meerdere keren - voor elke afzonderlijke macro - weergegeven.
  5. Klik op [OK]. De verdere werkwijze komt overeen met de procedure bij het kopiëren van pagina's (zie Structuur aanpassen).

    De pagina's worden gegenereerd of overschreven.

Opmerkingen:

  • In het dialoogvenster Openen is bij het opnieuw invoegen van macro's de laatst geselecteerde macro voorgeselecteerd.
  • In het voorbeeld van dit dialoogvenster wordt het bronproject waaruit de macro afkomstig is, evenals, indien aanwezig, de beschrijving en het aantal pagina's weergegeven.
    Bij het selecteren van een automatisch gegenereerde paginamacro wordt hier de eigenschap Macro: Beschrijving (ID 11057) weergegeven. Als er in een paginamacro verschillende beschrijvingen zijn opgegeven, wordt alleen de beschrijving van de eerste pagina van de paginamacro weergegeven.
  • Als in een paginamacro een tijdelijke aanduiding-object met waardensets voorkomt, wordt ook bij het invoegen van paginamacro's het vervolgdialoogvenster Waardenset selecteren - <Tijdelijke aanduiding-naam> geopend, wanneer de gebruikerspecifieke instelling Bij het invoegen van paginamacro's is ingeschakeld.
  • Voor het invoegen van paginamacro's is er in de pagina-eigenschappen de speciale eigenschap Macro: Ingevoegd door (categorie: "Macro") beschikbaar. Bij het handmatig invoegen van een paginamacro wordt hier automatisch de gebruiker ingevoerd die de macro heeft ingevoegd.

Tip:

U kunt macro's via slepen & neerzetten invoegen door een geselecteerd bestand uit de Windows Verkenner naar de grafische editor of in de pagina-navigator van uw project te slepen. Ook hier is voor paginamacro's een meervoudige selectie mogelijk.

Zie ook