Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Export van PLC-configuratiebestanden

Voorbereiding voor de export in het EPLAN-project

Voorwaarden voor de export van hardware-gegevens:

  • De PLC-configuratie wordt via een configuratieproject gedefinieerd. Het configuratieproject moet bij alle bijbehorende PLC-kasten en kan bij de busaansluitingen worden aangegeven (veld Configuratieproject op de tabbladen PLC-structuurgegevens en Busgegevens in het eigenschappendialoogvenster).
  • Bij de PLC-kasten die hoofdfuncties voorstellen, is de eigenschap PLC-typecode of de eigenschap Apparaatbeschrijving: Bestandsnaam opgegeven. Via deze eigenschappen vindt de apparaatidentificatie plaats.
  • Voor PLC-kasten die een CPU voorstellen, is het selectievakje CPU ingeschakeld en de eigenschap CPU: Naam gevuld (tabblad PLC-structuurgegevens in het eigenschappendialoogvenster).
  • Ontwerp voor een optimale PLC-gegevensuitwisseling altijd alle I-/O-aansluitingen en busaansluitingen van een apparaat, ook wanneer hieraan niets is aangesloten.
  • PLC-aansluitingen van de categorieën "Aansluitvoeding", "Kaartvoeding", "Algemeen" en "2 aansluitingen" worden niet uitgewisseld.

Opmerking:

Wanneer u slechts een deel van een netwerk wilt exporteren, moet het veld Configuratieproject bij de PLC-kasten die niet moet worden geëxporteerd, toch gevuld zijn. U kunt daar een willekeurige waarde invoeren. Wanneer PLC-kaarten met lege configuratieprojecten binnen een netwerk worden verbonden, kan dit bij de export tot fouten leiden.

Voorwaarden voor de export van netwerkstructuren:

  • De busaansluitingen zijn enkellijnig weergegeven en met elkaar verbonden. Bij de PLC-gegevensuitwisseling in het AutomationML AR APC-Format formaat wordt ook rekening gehouden met de meerlijnig weergegeven en met elkaar verbonden busaansluitingen.
  • Bij de enkellijnige of meerlijnige busaansluitingen zijn de voor de PLC-gegevensuitwisseling relevante velden op het tabblad Busgegevens van het eigenschappendialoogvenster gevuld (Fysiek net: Naam tot Bussysteem en evt. Logisch net: Busaansluiting is master).
  • Bij Ethernet-gebaseerde bussystemen is de eigenschap Businterface: Naam opgegeven.
  • Op het tabblad PLC-aansluiting van het eigenschappendialoogvenster is de eigenschap Stekercode opgegeven.

Tips:

  • Het logische net is een onderdeel van het fysieke net. Daarom moeten alle busaansluitingen van een logisch net ook aan hetzelfde fysieke net zijn toegekend. Via het opruimen van projecten kunt u met behulp van de instelling Namen van de fysieke netten synchroniseren de naam van het fysieke net van de busmaster aan de bijbehorende busslave binnen hetzelfde logische net overdragen.
  • Voor de foutloze export van netwerkstructuren moeten alle busaansluitingen van een fysiek net enkellijnig of meerlijnig worden weergegeven en met elkaar verbonden zijn. Via de controleprocedures 004103 en 004104 kunt u controleren of de busmasters en de busslaves dezelfde waarde van de eigenschap Fysiek net: Naam hebben en of alle busaansluitingen van een fysiek net met elkaar verbonden zijn.

Voorwaarden voor de export van PLC-aansluitingen (in- / uitgang):

  • Bij de PLC-aansluiting komt in het configuratieproject een CPU voor. De CPU-naam in de vorm [Configuratieproject].[Stationsnaam].[CPU-kenmerk] moet binnen het hele project uniek zijn.
  • De PLC-aansluiting heeft een symbolisch adres. Het symbolisch adres moet binnen een CPU uniek zijn.
  • Het gegevenstype (Bool, Byte etc.) is bij de PLC-aansluiting opgegeven. Via de projectcorrectie kunt u met behulp van de instelling Gegevenstypen instellen aan de hand van het kenmerk automatisch het gegevenstype instellen, voor zover het betreffende veld leeg is. De waarden die aanwezig zijn, worden niet overschreven.

Voorwaarden voor de export van bouwgroepen-racks:

  • Het veld Bouwgroepen-rack is gevuld (tabblad PLC-structuurgegevens in het eigenschappendialoogvenster van de PLC-kast).
  • Bouwgroepen op een bouwgroepen-rack worden gekenmerkt door het feit dat de velden PLC-kaart gemonteerd op bouwgroepen-rack en Bij positie / steekplaats zijn gevuld.
  • Bij een bouwgroepen-rack of een kopstation blijft het veld Bij positie / steekplaats leeg.
  • EPLAN gaat ervan uit dat apparaten op hetzelfde bouwgroepen-rack door een "backplanebus" verbonden zijn. Deze wordt niet apart ontworpen.

Tips:

  • Werk in tabellen, voor een efficiënte bewerking en controle van de PLC-gegevens. Voor verschillende toepassingen zijn er voorgedefinieerde schema's, die u desgewenst aan uw eisen kunt aanpassen.
  • Controleer voor de export of de benodigde gegevens in het project voorkomen. Hiertoe zijn de controleprocedures van de meldingsklasse 004 "PLC / Bus" beschikbaar. Voor geselecteerde PLC-fabrikanten zijn er in het dialoogvenster Instellingen: Meldingen en controleprocedures voorgedefinieerde schema's.
  • Controleer voor de export of er tegenstrijdige PLC-gegevens bij de verschillende weergavetypen van een busaansluiting voorkomen. Hiervoor kunt u de controleprocedure 007010 gebruiken. Om alleen de gegevens bij de enkellijnige weergave te behouden, gebruikt u het comprimeren van projecten met de compressie-instelling "Projectgegevens verwijderen > Busgegevens bij niet-enkellijnige busaansluitingen".

Zie ook