- Klik in de titelbalk van het EPLAN-hoofdvenster op het pictogram
(Werkbalk Snelle toegang aanpassen), en kies de opdracht Volgende opdrachten. - Klik met de rechtermuisknop op het lint en kies de opdracht Lint aanpassen.
In dit dialoogvenster kunt u de werkbalk Snelle toegang en het lint aan uw behoeften aanpassen.
Opmerkingen:
- Na het aanpassen van de werkbalk Snelle toegang en / of het lint moet u de huidige gebruikersinterfaceconfiguratie als nieuwe werkomgeving definiƫren of uw geselecteerde werkomgeving opnieuw opslaan (via de opdracht Werkomgeving bewerken). Pas dan zijn de wijzigingen permanent (in de huidige werkomgeving) beschikbaar.
- Houd er rekening mee dat op het tabblad Lint voor een beschikbare opdracht en voor een aan een gebruikergedefinieerde opdrachtengroep toegekende opdracht om technische redenen soms verschillende teksten worden weergegeven. Voor de beschikbare opdrachten onder de vervolgkeuzelijst Opdrachten selecteren worden de kopteksten van de knopinfo's weergegeven en voor de toegekende opdrachten in het veld Hoofdtabbladen worden de weergavenamen aangegeven.
Tabblad "Snelle toegang"
Op dit tabblad selecteert u de gewenste opdrachten die op de werkbalk Snelle toegang als pictogram beschikbaar moeten zijn.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
In deze lijst worden alle tabbladen van het lint weergegeven. Daarnaast is hier de invoer "Alle opdrachten" beschikbaar. Wanneer u deze invoer selecteert, worden in het veld daaronder alle opdrachten van het lint weergegeven die voor de Snelle toegang beschikbaar zijn.
Zodra u in het veld Tabbladen een invoer hebt geselecteerd, worden in deze lijst de bijbehorende opdrachten weergegeven. Met de knop
kunt u een geselecteerde opdracht aan de werkbalk Snelle toegang toevoegen. Op de werkbalk Snelle toegang wordt het bijbehorende pictogram van de opdracht weergegeven.
In het veld aan de rechter zijde worden de geselecteerde opdrachten weergegeven. Met de knoppen
en
kunt u de volgorde van de opdrachten in de werkbalk Snelle toegang wijzigen.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de werkbalk Snelle toegang onder het lint weergegeven.
Klik op deze knop wanneer u de werkbalk Snelle toegang weer op de standaardinstelling wilt terugzetten.
Tabblad "Lint"
Op dit tabblad past u het lint naar wens aan. Geselecteerde opdrachten kunnen alleen aan een gebruikergedefinieerde opdrachtengroep worden toegekend.
Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:
Selecteer in deze vervolgkeuzelijst de gewenste categorie waaruit u een opdracht wilt selecteren. In het veld daaronder worden alle opdrachten van deze categorie weergegeven.
Met de knop
kunt u een geselecteerde opdracht aan een gebruikergedefinieerde opdrachtengroep toekennen.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst de gewenste categorie van tabbladen die u voor het lint wilt aanpassen.
Hier worden op het bovenste hiƫrarchieniveau de beschikbare hoofdtabbladen van het lint weergegeven (bijvoorbeeld Start). Schakel het selectievakje dat zich daarvoor bevindt uit, wanneer het betreffende tabblad op het lint moet worden verborgen.
Onder de tabbladen worden de opdrachtengroepen en op het onderste niveau de opdrachten weergegeven. Zowel de voorgedefinieerde als de gebruikergedefinieerde tabbladen en opdrachtengroepen kunnen via het snelmenu of met de knop [Bewerken] worden hernoemd. Het verwijderen van opdrachtengroepen en gebruikergedefinieerde tabbladen is alleen met de opdracht Verwijderen in het snelmenu mogelijk.
Klik op deze knop om onder het actueel geselecteerde tabblad een nieuw gebruikergedefinieerd tabblad te maken.
Opent een gelijknamig dialoogvenster waarin u tabbladen, opdrachtengroepen en opdrachten die aan gebruikergedefinieerde opdrachtengroepen zijn toegekend, kunt hernoemen. De opdrachten die op de standaard tabbladen staan, kunnen niet worden hernoemd.
Klik op deze knop om voor het actueel geselecteerde tabblad een nieuwe gebruikergedefinieerde opdrachtengroep te maken.
Klik op deze knop wanneer u alle aanpassingen voor het lint weer op de standaardinstelling wilt terugzetten.
Met de knop [Aanpassen] gaat u naar het dialoogvenster Sneltoetsen aanpassen, waarin u de sneltoetsen voor de afzonderlijke opdrachten kunt aanpassen.
Zie ook
Dialoogvenster Sneltoetsen aanpassen