Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Dialoogvenster Invoegcentrum

Het invoegcentrum verschijnt na de installatie als een vervolgvenster dat kan worden opengeklapt en waarvan de grootte kan worden gewijzigd. Met de knoppen (Vastmaken) en (Losmaken) bepaalt u of het vervolgvenster vastgemaakt moet blijven of dat het moet worden losgemaakt. Wanneer het is losgemaakt, is het invoegcentrum verborgen en is het alleen als verticaal geplaatst tabblad Invoegcentrum zichtbaar. Door op het tabblad te klikken of door op de toets [Ins] te drukken, wordt het invoegcentrum weer zichtbaar. Als het invoegcentrum is vastgemaakt en op een bepaalde grootte is ingesteld, wordt deze informatie na het verlaten van het programma in de dialoogvensteropslag bewaard en wordt het venster wanneer het opnieuw wordt gestart weer in deze toestand geopend.

Wanneer het invoegcentrum wordt gestart, worden de mappen voor de snelle toegang Laatst gebruikt, Tags en Favorieten alsmede voor de objecttypen Symbolen, Apparaten en Venster- / symboolmacro's weergegeven. Afhankelijk van het objecttype komt u in de daaronder liggende map, die de hiërarchieniveaus van de gebruikte symboolbibliotheken, systeem- of projectartikelen of van de macrodirectory's weergeven.

Wanneer u op een map klikt dat objecten bevat, verschijnt er een voorbeeld van de objecten in de vorm van tegels. Om deze in te voegen, selecteert u de in het voorbeeld weergegeven objecten en sleept u deze naar de grafische editor.

Welke objecttypen u kunt invoegen, is afhankelijk van het feit of er een projectpagina of een layoutruimte is geopend. In projectpagina's kunt u symbolen, venster- / symboolmacro's of apparaten invoegen, in de layoutruimte alleen venster- / symboolmacro's of apparaten.

Wanneer in een venster- en / of symboolmacro verschillende weergavetypen zijn opgeslagen en u in de grafische editor een bepaald paginatype hebt geopend dat past bij een van de in de macro beschikbare weergavetypen, wordt via het invoegcentrum de venster- of symboolmacro in het betreffende weergavetype ingevoegd.

In de projectspecifieke instellingen kunt u definiëren welke bedrijfsstandaarden en normen bij het invoegen van macro's of apparaten in acht moeten worden genomen. Wanneer u schema's met deze instellingen maakt, wordt de geselecteerde bedrijfsstandaard en / of norm in de titelregel van het invoegcentrum weergegeven.

Overzicht van de belangrijkste dialoogvensterelementen:

Zoeken

Via het veld Zoeken biedt het invoegcentrum de mogelijkheid om in alle objecttypen te zoeken. Wanneer alleen binnen een bepaald objecttype moet worden gezocht, is voor het zoekveld via de knop een menu beschikbaar waarmee u de omvang van de zoekactie kunt beperken. Voor het zoeken kunnen aanvullend logische operators zoals bijvoorbeeld "EN", "OF", "NIET" alsmede tijdelijke aanduidingen worden gebruikt. Daarnaast kan in het invoegcentrum worden gezocht naar objecten die aan een tag zijn toegekend.

Breadcrumb-balk

De breadcrumb-balk geeft aan in welke mapstructuur u zich in het invoegcentrum bevindt. Daarnaast zijn in de breadcrumb-balk verschillende knoppen beschikbaar waarmee u de actueel ingestelde map kunt verwisselen en de gewenste objecten kunt bereiken.

Knop

Betekenis

Opent een menu waarin u - afhankelijk van de actueel geselecteerde map - naar een map in hetzelfde, een hoger of een lager hiërarchieniveau kunt navigeren.

Maakt het mogelijk om naar de standaard weergave van het invoegcentrum terug te keren, dit kan ook met de invoer Start.

Maakt het mogelijk om naar een hiërarchieniveau hoger in de mapstructuur te navigeren.

Maakt het mogelijk om een andere map te selecteren of naar de standaard weergave terug te keren. Geeft tegelijkertijd weer dat de in de breadcrumb-balk weergegeven mapstructuur vanwege de lengte ervan niet meer volledig kan worden aangegeven. Om de gehele mapstructuur zichtbaar te maken, kunt u het dialoogvenster van het invoegcentrum groter maken.

Map voor de snelle toegang

Laatst gebruikte :

Hiermee krijgt u een voorbeeld van de laatst ingevoegde objecten. Het aantal weergegeven objecten bedraagt maximaal 20, die aan verschillende objecttypen toegekend kunnen zijn. Het laatst ingevoegde object wordt altijd bovenaan op de eerste positie van de tegel in het voorbeeldbereik geplaatst.

Opmerking:

In het voorbeeld wordt voor de laatst gebruikte objecten ook de laatst gebruikte symbool- of macrovariant aangegeven.

Favorieten :

Objecten die u steeds opnieuw voor het invoegen nodig hebt, kunt u als favoriet definiëren. Via deze map krijgt u een voorbeeld van alle objecten die als favoriet zijn aangeduid. Een als favoriet aangeduid object herkent u in de voorbeeldtegel aan het gevulde pictogram . Favorieten worden in de gebruikerspecifieke instellingen opgeslagen en kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd. Verder zijn favorieten projectoverkoepelend beschikbaar om in te voegen. Er kunnen maximaal 5000 favorieten worden gedefinieerd.

Opmerking:

Als favoriet kan alleen de eerste in de voorbeeldtegel weergegeven variant van een object worden gedefinieerd.

Tags :

Aan een object kunnen een of meerdere willekeurig gekozen trefwoorden, zogeheten tags, worden toegekend. Via deze map komt u in volgende mappen, die op basis van de door u toegekende tags zijn benoemd. Bij elke tag wordt het aantal objecten weergegeven die daaraan zijn toegekend. Door op een tag te klikken, verschijnt het voorbeeld van de objecten die daarin zijn opgenomen. Dat een tag aan een object is toegekend, herkent u aan het gevulde pictogram in de voorbeeldtegel. Tags worden in de bedrijfspecifieke instellingen opgeslagen en kunnen worden geïmporteerd en geëxporteerd. Er kunnen aan een object maximaal 5000 tags worden toegekend.

Wanneer u aan een object meerdere tags hebt toegekend, worden na het selecteren van een tag-map boven de voorbeeldtegels alle overige tag-mappen weergegeven en ter selectie aangeboden.

Opmerking:

Een tag kan alleen bij de eerste in de voorbeeldtegel weergegeven variant van een object worden gedefinieerd.

Map voor de objecttypen

Symbolen :

Hiermee gaat u naar de in het actueel geopende project opgeslagen symboolbibliotheken met de symbolen die daarin zijn opgenomen. Afhankelijk van de geselecteerde map worden altijd alle symbolen van de map in het voorbeeld weergegeven, die zich in de daaronder liggende hiërarchieniveaus bevinden. Welke variant van het symbool als standaardvariant in de voorbeeldtegel wordt weergegeven, hangt af van de instelling die bij het afzonderlijke symbool en voor de gehele symboolbibliotheek is aangebracht. Eerst wordt de bij het symbool ingestelde standaardvariant weergegeven.

Apparaten :

Hiermee gaat u naar de apparaten die in de artikelselectie beschikbaar zijn. Bij apparaten kan verschillende inhoud in de voorbeeldtegel worden weergegeven: wanneer u een projectpagina hebt geopend en de betreffende informatie bij het artikel is opgeslagen, wordt een afbeelding van het artikel, een macro (variant "A"), een grafische macro (variant "A") of de functiesjabloon (variant "A") weergegeven. Wanneer u een layoutruimte hebt geopend en de informatie bij het artikel is opgeslagen, wordt een afbeelding van het artikel, een grafische macro (variant "A") of een macro (variant "A") weergegeven. Wanneer bij het artikel geen van deze informatie is opgeslagen, wordt in beide gevallen in plaats hiervan een camerasymbool voor de ontbrekende grafische weergave aangegeven.

Opmerkingen:

  • EPLAN biedt de mogelijkheid om bij het invoegen van apparaten gebruik te maken van de in het artikelbeheer ingestelde artikeldatabank of van de in het project opgeslagen artikelen (projectartikelen). U kunt dit via het opdrachtpad Bestand > Instellingen > Project > "Projectnaam" > Beheer > Artikelselectie definiëren.
  • Via de artikelvoorfiltering en / of de artikelvoorselectie kan het aantal artikelen in de artikelselectie worden ingeperkt. Deze inperking geldt ook voor de apparaten die in het invoegcentrum kunnen worden geselecteerd. Wanneer een of beide inperkingen in de daarvoor bestemde instellingen worden aangebracht, wordt deze in het invoegcentrum met het pictogram een met bijbehorende knopinfo-tekst weergegeven.
  • Via de gebruikersinstellingen kan voor het artikelbeheer de boomweergave worden geconfigureerd. Voor wat betreft de weergave van mappen voor apparaten heeft de configuratie effect op de weergave in de artikelselectie en hiermee ook op het invoegcentrum.

Venster / symboolmacro's :

Hiermee gaat u naar de venster- en symboolmacro's in de ingestelde macrodirectory. Afhankelijk van het actueel geopende paginatype of layoutruimte wordt - indien aanwezig - automatisch de bij het weergavetype passende grafische macro van variant "A" in de voorbeeldtegel weergegeven.

Opmerking:

EPLAN gebruikt voor het invoegcentrum niet direct de macrodirectory voor venster- en symboolmacro's, maar een macroverzameling die uit deze directory wordt gegenereerd.

Voorbeeld

Wanneer u op een map klikt dat objecten bevat, verschijnt er een voorbeeld van de objecten in de vorm van tegels. De gevisualiseerde inhoud van een voorbeeldtegel is daarbij afhankelijk van het geselecteerde objecttype. Voor een symbool of een macro wordt altijd een grafisch symbool of een grafische macro weergegeven. Voor een apparaat is het voorbeeld afhankelijk van de bij het artikel opgeslagen informatie, waarbij de volgende volgorde wordt gehanteerd: als bij het artikel een afbeeldingsbestand is opgeslagen, wordt dit weergegeven. Als er een macro is opgeslagen, wordt de grafische macro weergegeven. Als er aan een functiesjabloon een symbool is toegewezen, wordt het grafisch symbool weergegeven. Als er noch een afbeeldingsbestand noch een grafisch symbool noch een grafische macro voor het apparaat beschikbaar is, wordt een camerasymbool weergegeven.

Binnen de voorbeeldtegels zijn verschillende pictogrammen beschikbaar, waarmee u favorieten kunt definiëren, tags aan objecten kunt toekennen, of de varianten van een object kunt selecteren. De pictogrammen hebben de volgende betekenis:

Pictogram

Betekenis

Als favoriet aangeduid object

Niet als favoriet aangeduid object

Object waaraan een tag is toegekend

Object waaraan geen tag is toegekend

Aantal beschikbare varianten van een object

Variantennaam (A - H)

Daarnaast wordt voor de identificatie van het object de symboolnaam (bij symbolen), het artikelnummer (bij apparaten) of de macronaam (bij venster- en symboolmacro's) in de voorbeeldtegel weergegeven. Artikelnummers die vanwege hun lengte breder zijn dan de voorbeeldtegel, worden afgebroken en op twee regels weergegeven.

Infobereik

Onder het voorbeeld worden in een configureerbare tabel de belangrijkste eigenschappen van alle voorbeeldtegels uit het voorbeeld weergegeven. Afhankelijk van het objecttype in de geselecteerde voorbeeldtegel worden in de tabelkolommen verschillende eigenschappen weergegeven. Met de snelmenuopdracht Weergave configureren kunt u andere eigenschappen weergeven alsmede de weergavevolgorde van de eigenschappen definiëren.

Wanneer u een voorbeeldtegel selecteert, wordt de rij met de bijbehorende eigenschappen van dit object in de tabel gemarkeerd. Omgekeerd wordt, wanneer u op een tabelrij klikt, de bijbehorende voorbeeldtegel gemarkeerd. Wanneer u op een van de kolomkopteksten in de tabel dubbelklikt en op deze manier de eigenschapswaarden alfanumeriek oplopend of aflopend sorteert, verandert de weergave van de tegels in het voorbeeld.

Het is vanuit de tabel mogelijk om door op een tabelcel te dubbelklikken het betreffende object in het schema in te voegen.

Wanneer u favorieten voor meer dan een objecttype hebt gedefinieerd en de map voor de snelle toegang Favorieten hebt geselecteerd, worden de eigenschappen van de objecten op de betreffende tabbladen van de tabel weergegeven, waarvan de naam betrekking heeft op de betreffende objecttypen.

Met de snelmenuopdracht Hyperlink openen kunt u bij artikelen voor apparaten externe documenten of een afbeeldingsbestand openen, indien deze aan het artikel in het artikelbeheer zijn toegekend.

Snelmenu:

Het snelmenu stelt - afhankelijk van het veldtype (bijv. datum, hele getallen, meertalig) - menuopdrachten ter beschikking, waarmee u afhankelijk van de situatie bijvoorbeeld de weergave van tabellen kunt beïnvloeden of de waarden in velden kunt bewerken. Een overzicht van deze snelmenuopdrachten vindt u in de paragraaf Snelmenuopdrachten.

Zie ook