De meldingen die tijdens een controleprocedure worden gegenereerd, worden opgeslagen in de meldingendatabank en weergegeven in het dialoogvenster Meldingenbeheer - <Projectnaam>. Bij elke melding staat een korte beschrijvingstekst. U kunt het Help-systeem gebruiken om een meer gedetailleerde beschrijving van de oorzaak en mogelijke oplossingen op te roepen.
U kunt zelf instellen aan de hand van welke criteria de controles worden uitgevoerd en deze instellingen in een schema opslaan. U kunt zo'n schema ook exporteren om het voor andere projecten te gebruiken.
Er worden onderdeelgegevens gecontroleerd, zoals onvolledige definities (klemmen, stekers, kabels, apparaten, PLC's etc.) en onderdelen die niet uniek (niet kruisverwezen) zijn of die niet meer bestaan. Bovendien kunt u functiegerichte controles uitvoeren, bijvoorbeeld op kortsluitingen, ringverbindingen, onvolledige kruisverwijzingen of afbreekpunten, foutieve potentiaaldefinities etc. Ook kunt u de artikelstamgegevens controleren die u in de artikeldatabank hebt opgeslagen.
Controletypen
U kunt voor controleprocedures zogeheten controletypen definiƫren. Het controletype geeft aan hoe en of de controlecriteria afzonderlijk moeten worden toegepast. Via het meldingenbeheer kunt u de volgende opties voor de controletypen instellen:
- Nee: er wordt geen controleprocedure uitgevoerd en er worden geen meldingen gegenereerd.
- Offline: meldingen worden niet direct tijdens de verwerking naar het meldingenbeheer geschreven; hiervoor dient u eerst een controleprocedure uit te voeren. Als in het geselecteerde controleprocedureschema ook controleprocedures zijn geactiveerd die betrekking hebben op verbindingen, worden de verbindingen voorafgaand aan een offline-controleprocedure automatisch geactualiseerd (zowel voor de afzonderlijke pagina's als voor het gehele project).
- Online / offline: meldingen worden op het moment dat ze worden gegenereerd (dus "online") naar het meldingenbeheer geschreven. Hiervoor moet het dialoogvenster Meldingenbeheer - <Projectnaam> geopend zijn. Afgehandelde meldingen worden niet automatisch uit het meldingenbeheer verwijderd; hiervoor dient u een controleprocedure (dus "offline") uit te voeren. Voor de overzichtelijkheid kunt u wel aangeven welke meldingen er zijn verwerkt en vervolgens op deze eigenschap filteren.
- Fouten voorkomen: als er een wijziging wordt aangebracht die in strijd is met het ingestelde controlecriterium, wordt de wijziging nadat de gegevens zijn overgenomen weer ongedaan gemaakt. Behalve de controleproceduretekst worden de pagina, ODC en positie van de ongeldige functie uitgevoerd.
- Modulespecifiek: naast het meldingenbeheer worden ook door andere modulen controles uitgevoerd (bijvoorbeeld bij het automatisch genereren van kabels of bij het adresseren van PLC-in- en / of uitgangen). De betreffende meldingen worden eveneens in het meldingenbeheer weergegeven. Deze controles worden in het dialoogvenster Instellingen: Meldingen en controleprocedures in de kolom Controletype met de invoer "Modulespecifiek" aangegeven. Als een modulespecifieke controle niet moet worden uitgevoerd, kiest u als controletype de instelling "Nee".
Zie ook
Controleprocedures configureren