Deze functionaliteit is alleen in bepaalde modulepakketten beschikbaar. Info / Copyright

Objecten via het invoegcentrum invoegen

Het invoegcentrum biedt de mogelijkheid om verschillende objecttypen zoals symbolen, apparaten, venster- en / of symboolmacro's vanuit een centraal dialoogvenster via slepen & neerzetten op projectpagina's of in layoutruimtes in te voegen.

Voorwaarden:

  • U hebt een project geopend.
  • U hebt een projectpagina in de grafische editor geopend. Of u hebt een layoutruimte geopend.
  1. Indien het invoegcentrum nog niet is geopend en als verkleind vervolgvenster wordt weergegeven, beweegt u de muisaanwijzer op het verticaal geplaatste tabblad Invoegcentrum aan de rechter rand van de grafische editor.

    Het invoegcentrum wordt weergegeven.
  2. Wanneer u het invoegcentrum permanent tijdens de engineering wilt laten weergeven, maakt u dit vast door op het pictogram in de titelbalk te klikken.

    Het pictogram verandert () en het invoegcentrum wordt blijvend weergegeven wanneer u de muisaanwijzer in de geopende projectpagina of in de layoutruimte verplaatst.
  3. Klik in het invoegcentrum afhankelijk van het gewenste object op de map Symbolen, Apparaten of Venster- / symboolmacro's, of klik op de map Laatst gebruikte, Favorieten of Tags, wanneer u objecten via de snelle toegang wilt invoegen. U kunt ook door middel van de breadcrumb-balk tussen de verschillende mappen wisselen. Of gebruik de uitgebreide mogelijkheden van het zoeken om het gewenste object sneller te vinden.
  4. Navigeer door de mapstructuur totdat de betreffende objecten als tegels in het voorbeeld van het invoegcentrum verschijnen.
  5. Wanneer u meer informatie over een object wenst, selecteert u de bijbehorende voorbeeldtegel.

    De voorbeeldtegel krijgt een blauw kader.

    In de tabel van het infobereik wordt de rij met de belangrijkste eigenschappen van het object gemarkeerd.
  6. Wanneer u een variant van een object wilt invoegen, klikt u in de voorbeeldtegel van het object op het pictogram met het ingevoerde getal. (Er wordt bijvoorbeeld het pictogram weergegeven wanneer er acht varianten van het object beschikbaar zijn.)

    Overeenkomstig het getal dat is ingevoerd, worden alle beschikbare varianten van het object als tegels in het voorbeeld weergegeven. De variantennaam wordt daarbij met een letter aangegeven (bijvoorbeeld voor de eerste variant).
  7. Selecteer het venster met de gewenste objectvariant en houd de linkermuisknop ingedrukt.
  8. Sleep het object vanuit het invoegcentrum in de geopende projectpagina of de layoutruimte.
  9. Klik kort op de linkermuisknop om het object dat aan de cursor hangt op de gewenste positie te plaatsen.

    Afhankelijk van het ingevoegde object verschijnt het eigenschappendialoogvenster, het dialoogvenster Apparaat invoegen, het dialoogvenster Invoegmodus of geen vervolgdialoogvenster.
  10. Voer de gewenste eigenschapswaarden in of definieer de vereiste instellingen.
  11. Klik op [OK].

    Het object hangt aan de cursor en kan opnieuw worden geplaatst.
  12. Sluit de actie af met de snelmenuopdracht Actie annuleren of met de toets [Esc].

Tips:

  • Als alternatief voor de slepen & neerzetten-methode kan een object in een voorbeeldtegel ook door middel van een dubbelklik en slepen of door markeren, indrukken van de toets [Enter] en slepen in de projectpagina of de layoutruimte worden ingevoegd.
  • Om varianten van een object in te voegen, kan de eerste in de voorbeeldtegel weergegeven variant van het object vanuit het invoegcentrum in de grafische editor worden gesleept en met behulp van de toets [Tab] of de sneltoets [Ctrl] + muisdraaien in de gewenste variant worden geplaatst.

Opmerkingen

  • Voor het invoegen van venster- en symboolmacro's is een macroverzameling nodig.
  • Welke objecten kunnen worden ingevoegd en in het invoegcentrum worden weergegeven, hangt af van het feit of u een projectpagina of een layoutruimte hebt geopend. Er worden bijvoorbeeld geen symbolen aangeboden wanneer een layoutruimte is geopend.

Zie ook